In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) door de gemeente Drimmelen. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de waarde van de woning vastgesteld op € 536.000 per waardepeildatum 1 januari 2021. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waardevaststelling, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 6 december 2022. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 27 maart 2024 hebben partijen een compromis bereikt. De waarde in het economische verkeer van de woning werd door hen vastgesteld op € 484.000. Tevens heeft de heffingsambtenaar toegezegd het betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De rechtbank heeft dit compromis gevolgd en het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de vastgestelde waarde van de woning verlaagd naar € 484.000, wat ook de aanslag OZB beïnvloedt. De rechtbank heeft geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking laten komen.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en mr. C.C. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.