Uitspraak
1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
1.De procedure
2.De feiten
: Vanaf 15 november tm 2 december
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 132,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert de eiser, een zelfstandig werkend kok, betaling van achterstallig loon, overuren, vakantiedagen, vakantiegeld, feestdagentoeslag en wettelijke verhoging van de gedaagden, een vennootschap onder firma. De arbeidsovereenkomst tussen partijen liep van 1 augustus 2021 tot 31 juli 2022. De eiser stelt dat de gedaagden niet volledig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan, met name tijdens zijn ziekte in juli 2022. De gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat de eiser minder uren heeft gewerkt dan overeengekomen, en dat er sprake is van min-uren die verrekend moeten worden. De kantonrechter oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen met betrekking tot overuren, maar dat de gedaagden wel achterstallig loon, niet opgenomen vakantiedagen, vakantiegeld en feestdagentoeslag verschuldigd zijn. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25% van het verschuldigde bedrag. De gedaagden worden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.121,13, inclusief proceskosten.