ECLI:NL:RBZWB:2024:2279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419246 / FA RK 24/759
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1986. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), na een crisismaatregel die op 27 januari 2024 was opgelegd. Betrokkene was opgenomen in de GGZ Breburg HIC en vertoonde een psychotisch toestandsbeeld met achterdocht en dreigend gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 verklaarde betrokkene dat hij geen psychische stoornis had en vroeg hij om ontslag. De rechtbank oordeelde echter dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en anderen. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat betrokkene niet bereid was om vrijwillig mee te werken aan de behandeling. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter Willemsen en is op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419246 / FA RK 24/759
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 7 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie GGZ Breburg HIC, [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 16 februari 2024;
- de medische verklaring van 14 februari 2024;
- een zorgplan van 13 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist;
- de heer [naam 2] , ambulant zorgverlener FACT.
Tevens waren aanwezig:
- mevrouw [naam 3] , arts assistent;
- de heer [naam 4] , verpleegkundige;
- een begeleider.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van 6 maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Op de vraag van de behandelend rechter hoe het met hem gaat antwoordt betrokkene “perfect, daarom wil ik per direct met ontslag” en “het ingediend verzoek klopt voor geen meter”.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene op 27 januari 2024 met een crisismaatregel is opgenomen en dat daarop vervolgens op 30 januari 2024 een beslissing tot voortzetting van de crisismaatregel is gevolgd. Er was - en is nog steeds - sprake van een psychotisch toestandsbeeld in de vorm van achterdocht/paranoïde gedachten, die gepaard gaan met dreigend gedrag naar anderen, waaronder medepatiënten en zorgverleners alsook seksuele ontremming. Betrokkene heeft eerder ook zijn moeder/tevens bewindvoerder bedreigd. Tevens roept betrokkene met zijn gedrag agressie van anderen over zichzelf af. Wel werkt betrokkene mee aan medicatie toediening en wordt daarmee voorzichtig enige verbetering gezien. Desondanks blijft voorlopig klinische intensieve behandeling (KIB) noodzakelijk. Zij ondersteunt het voorliggend verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Zij kan op dit moment niet aangeven binnen welk tijdsbestek met de geboden behandeling voldoende stabilisatie van betrokkene valt te verwachten.
3.3
De ambulant zorgverlener FACT sluit zich aan bij hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht. Hij licht toe dat bij betrokkene sprake is van onvoldoende motivatie om aan de nog noodzakelijk geachte zorg in een vrijwillig kader consequent mee te werken. Hij wijst tevens op de noodzaak van het verplicht (kunnen) toepassen van ambulante vervolgzorg, zodra dit voldoende veilig en verantwoord wordt geoordeeld.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene in het voorgesprek kenbaar heeft gemaakt dat hij niet aan een psychische stoornis lijdt en dat evenmin sprake is van door hem veroorzaakt ernstig nadeel, in welke vorm dan ook. Verder heeft betrokkene aan-gegeven dat hij per direct met ontslag wil om terug te keren naar zijn moeder. Namens betrokkene verzoekt hij daarom primair het voorliggend verzoek af te wijzen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen wenst hij zich - bij wijze van subsidiair standpunt - ten aanzien van het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen. De enkele ontkenning van het bestaan van een psychische stoornis door betrokkene geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hetgeen daarover in de stukken wordt gesteld.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade (seksuele ontremming), maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De enkele ontkenning van dat ernstig nadeel geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hetgeen daarover in stukken wordt gesteld.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene laat blijken niet aan behandeling in een vrijwillig kader te willen meewerken en niet langer in de Ggz instelling te willen blijven. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, waaronder in dit geval mede te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven onderhouden met zijn ambulant behandelteam. De frequentie van dat contact zal op geleide van het toestandsbeeld door het ambulant behandelteam worden bepaald;
- opnemen in een accommodatie.
Gebleken is dat voor andere in het verzoekschrift gevraagde vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat die andere vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voor-waarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ( [land] );
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 september 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.