Op 13 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, verlengd voor een periode van twaalf maanden, ingaande op 18 maart 2024. De kinderrechter oordeelde dat de doelstellingen van de ondertoezichtstelling tot op heden niet zijn behaald en dat er nog steeds een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat. De ouders van de minderjarige hebben onvoldoende vooruitgang geboekt in hun communicatie en samenwerking, wat de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel geen contact heeft met haar vader en dat er een risico bestaat op een loyaliteitsconflict. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de ingezette hulpverlening te monitoren en te coördineren, en om te werken aan contactherstel tussen de minderjarige en haar vader. De kinderrechter heeft de verzoeken van de ouders om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen, afgewezen, en benadrukt dat de GI de regie moet houden over de hulpverlening.