Op 20 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, had verzocht om deze verlenging voor een periode van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, maar had wel een brief gestuurd waarin zij haar situatie toelichtte.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de zorg- en opvoedsituatie van de kinderen bij de vader op verschillende punten zijn afgenomen. De vader heeft stappen gezet in de verbetering van de opvoedsituatie, maar er zijn nog belangrijke verbeterpunten, zoals het hanteren van vaste bedtijden en het ontbreken van schriftelijke afspraken tussen de ouders over de invulling van het ouderschap. De situatie van de moeder blijft onduidelijk, wat de kwetsbaarheid van de situatie van de kinderen vergroot.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling nog steeds wordt voldaan en heeft daarom de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 23 november 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.