ECLI:NL:RBZWB:2024:2260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/418866 / FA RK 24/582
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1972. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die op dat moment geen medicatie gebruikte, functioneerde beter dan ooit, maar er was een zorgplan opgesteld om te waarborgen dat zij tijdig ambulante zorg kon ontvangen in het geval van een verslechtering van haar toestand.

Tijdens de mondelinge behandeling was de GGz-behandelaar van de betrokkene niet aanwezig, maar de rechtbank besloot het verzoek toch te behandelen. De betrokkene en haar advocaat waren aanwezig en gaven aan dat zij instemden met het verzoek tot zorgmachtiging, als een soort vangnet voor de toekomst. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en bipolaire-stemmingsstoornissen, en dat haar gedrag ernstig nadeel kan veroorzaken.

De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 23 augustus 2024, en bepaalde dat de maatregelen zoals besproken in de rechtsoverwegingen konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 28 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418866 / FA RK 24/582
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 23 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvend op voormeld adres.
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.A. van der Hout te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 5 februari 2024;
- de medische verklaring van 1 februari 2024;
- een zorgplan van 30 januari 2024;
- een zorgkaart van 5 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024, aan voormeld huisadres.
1.3
Bij aanvang van de mondelinge behandeling bleek de GGz-behandelaar van betrok-kene of een voldoende geïnformeerd vervanger van de behandelaar niet aanwezig, terwijl ondanks aanstonds en meermaals herhaalde pogingen van betrokkene en haar advocaat ook -betrokkene is diverse keren door de GGZ instelling doorverbonden maar steeds zonder resultaat- ook geen telefonisch contact met de behandelaar of waarnemer kon worden verkregen. Daaropvolgend heeft de behandelend rechter besloten het voorliggend verzoek buiten aanwezigheid van de behandelaar/waarnemer te behandelen, waarmee door betrokkenen en haar advocaat is ingestemd.
1.4
Aldus waren bij de mondelinge behandeling aanwezig en zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat.
1.5
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat haar medicatie in december 2023 volledig is afgebouwd en zij sindsdien dus geen medicatie meer gebruikt. Zij functioneert momenteel beter dan ooit. Wel heeft ze met haar huidige psychiater, met wie zij zegt een goede behandelrelatie te hebben, afgesproken dat bekeken moet worden of zij zonder medicatie goed kan blijven functioneren en daarom een verplicht kader mogelijk moet maken om haar tijdig ambulante zorg, waaronder medicatie, te kunnen bieden in het onverhoopt geval dat haar toestandsbeeld mocht verslechteren en psychotische symptomen wederom op de voorgrond komen te staan. Zij begrijpt daarom het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging en kan daar ook mee instemmen.
3.2
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene op dit moment achter het verlenen van een zorgmachtiging als verzocht kan staan, bij wijze van extra vangnet voor het geval dat zij onverhoopt opnieuw ontregeld zou raken. Wel wordt door zijn cliënt daarbij aangetekend dat zij niet voor altijd op verplichte zorg aangewezen wil zijn.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), bipolaire-stemmingsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. De stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Tevens is uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstig verstoorde ontwikkeling voor betrokkene. Het ernstig nadeel is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op geheel vrijwillige basis zijn. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het zorgplan blijkt - en door betrokkene mondeling als zodanig ook is bevestigd - dat zij op dit moment geen medicatie meer gebruikt, dat zij momenteel voldoende stabiel functioneert en door haar met de behandelaar is afgesproken dat geprobeerd wordt die situatie voort te zetten, met dien verstande dat de kans op nieuwe ontregeling met alle vervelende gevolgen van dien niet wordt uitgesloten en voor die situaties het noodzakelijk is dat dan (ambulante) zorg waaronder medicatie toediening in verplichte vorm kan worden toegepast. Om die reden is een zorgmachtiging nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg, die zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gebleken is dat om het ernstig nadeel af te wenden de volgende verplichte zorg noodzakelijk is:
- toediening van medicatie en het verrichten van medische controles met dien verstande dat deze maatregelen pas mogen/kunnen worden toegepast indien en vanaf het moment dat betrokkene decompenseert, dan wel dreigt te decompenseren of zij zich aan periodiek contact met haar psychiater en/of ambulant team onttrekt;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene contact met haar behandelend psychiater en haar ambulant behandelteam (FACT) moet blijven houden. De frequentie van het contact zal door de psychiater en/of het ambulant behandelteam op geleide van het toestandsbeeld worden bepaald.
Gebleken is dat voor andere in het verzoekschrift gevraagde vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat die andere vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
4.6
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief, terwijl er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. Uit de stukken blijkt voorts dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend. De rechtbank, ziet evenwel in de afbouw van de medicatie waarbij de machtiging als “vangnet” dient, maar uit de stukken niet blijkt dat dat ook voor de gevraagde duur moet zijn èn om op afzienbare termijn een toetsmoment te bewerkstelligen, reden om de duur te beperken tot zes maanden,

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 augustus 2024;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier, en op 28 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.