ECLI:NL:RBZWB:2024:2259

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419128 / FA RK 24/707
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1948. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en heeft neurocognitieve stoornissen, vermoedelijk fronto-temporale dementie. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2024 was de cliënt niet aanspreekbaar, wat leidde tot de beslissing om de behandeling buiten zijn aanwezigheid voort te zetten.

De behandelend arts heeft verklaard dat de cliënt 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft, die niet in de thuissituatie kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel en dat opname noodzakelijk is om dit te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor de machtiging is voldaan. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 23 augustus 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 6 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419128 / FA RK 24/707
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 23 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [woonadres]
,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. H.A. van der Hout.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 12 februari 2024;
- de medische verklaring van 7 februari 2024;
- het zorgplan van 7 februari 2024;
- de beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2021 tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap;
- het indicatiebesluit van 1 mei 2023;
- de mondelinge beslissing van deze rechtbank van 5 januari 2024, op 19
januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- de advocaat van cliënt;
- de heer [naam 1] en de heer [naam 2] , beiden zonen van cliënt;
- mevrouw [naam 3] , arts;
- mevrouw [naam 4] , verzorgende.
1.4
De behandelend rechter heeft kort een bezoek gebracht aan de kamer van cliënt om te kunnen vaststellen of hij bereid en in staat is op het voorliggend verzoek te worden gehoord. Cliënt blijkt op dat moment in diepe slaap te verkeren en niet aanspreekbaar. De behandelend rechter besluit vervolgens na overleg met de verzorgende en met instemming van de advocaat van cliënt deze toestand niet te verstoren en de mondelinge behandeling van het voorliggend verzoek buiten aanwezigheid van cliënt te laten plaats vinden.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
De behandelend arts licht toe dat bij cliënt uit diagnostisch onderzoek neurocognitieve stoornissen zijn vastgesteld op basis waarvan wordt vermoed dat sprake is van fronto-temporale dementie. Op de vraag van [naam 1] (zoon) of een toename van de hersentumor bij zijn vader dan wel mogelijk andere factoren onderliggend zijn aan zijn actuele toestandsbeeld antwoordt de arts dat dit uit de resultaten van de controlescans niet is gebleken. Er dient daarom nog steeds te worden uitgegaan van fronto-temporale dementie, waarbij zij aantekent dat er meerdere vormen en combinaties van dementie bestaan en dat per vorm c.q. combinatie de zorgbehoefte verschilt. Bij cliënt wordt een hoge mate van prikkelgevoeligheid waargenomen, wat maakt dat hij grote behoefte heeft aan nabijheid. Feitelijk is cliënt op 24-uurs zorg- c.q. begeleiding aangewezen. Aan bedoelde zorgbehoefte kan in de thuissituatie van cliënt niet worden voldaan. Zij ondersteunt daarom het voor-liggend verzoek. Daarbij speelt een belangrijke rol dat cliënt bij herhaling verbaal aangeeft niet in de zorgaccommodatie te willen zijn. Op de vraag van de advocaat of er voor zijn cliënt een meer gespecialiseerde zorgaccommodatie beschikbaar is, ook in die zin, dat hij daar meer nabijheid en een prikkelarmere omgeving heeft, antwoordt de arts dat daar momenteel naar wordt gezocht.
3.2
De verzorgende sluit zich aan bij hetgeen door de behandelend arts naar voren is gebracht.
3.3
De heer [naam 1] (zoon) merkt op dat hij naast het dwangmatige karakter van de verzochte maatregel moeite heeft met de termijn die is gevraagd, nu daarin een zekere onomkeerbaarheid schuilt. Hierin speelt een belangrijke rol dat hij uit de onderzoeks-verslagen opmaakt dat bij zijn vader mogelijkerwijs sprake is van dementie, maar dat dit daarmee niet voor honderd procent is komen vast te staan. Daaraan doet niet af dat hij erkent dat zijn vader zorgbehoeftig is. Echter dient zijn vader wel de zorg te krijgen die voor hem het meest passend is. Er zal daarom in elk geval nader onderzoek dienen te worden verricht om een beter beeld te krijgen van de onderliggende oorzaak van zijn toestandsbeeld en naar wat zijn vader qua zorg exact nodig heeft.
3.4
De heer [naam 2] (zoon) merkt desgevraagd naar zijn standpunt op dat hij het moeilijk vindt om over het actuele toestandsbeeld van zijn vader te oordelen. Hij stelt vast dat er psychisch iets met zijn vader aan de hand is, wat maakt dat hij het standpunt van zijn broer deelt dat er naar de onderliggende oorzaak nader onderzoek dient te worden verricht.
3.5
De advocaat van cliënt voert aan dat hem uit de onderliggende stukken en het voorgesprek met zijn cliënt is gebleken dat cliënt duidelijk aangeeft niet in de zorg-accommodatie te willen zijn. Afgezien daarvan stelt hij vast op grond van de inhoud van de medische verklaring en de mondelinge toelichting van de behandelend arts dat uit de actuele bevindingen en het tot dusver verricht onderzoek is gebleken van omstandigheden die mogelijk wijzen op het bestaan van een dementieel ziektebeeld bij zijn cliënt. Daarbij rekening houdend met het progressieve karakter van deze psychogeriatrische aandoening lijkt aan de wettelijke criteria voor een machtiging tot opname en verblijf voldaan. Wel acht hij het van belang dat wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om zijn cliënt naar ofwel intern een andere afdeling ofwel een andere zorgaccommodatie over te plaatsen die beter op zijn zorgbehoefte is toegerust. Daarvan uitgaande kan hij zich voorstellen dat de rechtbank beslist dat de machtiging tot opname en verblijf in duur wordt beperkt tot een periode van drie maanden, dit om ten aanzien van het verdere verloop van het ziektebeeld van zijn cliënt de vinger aan de pols te kunnen houden.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten neurocognitieve stoornissen passend bij een dementieel syndroom.
4.2
Tevens is uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam gebleken dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, terwijl er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat cliënt feitelijk 24-uurs zorg en begeleiding behoeft die hem, ook door opschaling van zorg niet langer thuis kan worden geboden.
4.4
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de stukken en mondelinge behandeling genoegzaam is geble-ken dat cliënt consistent en bij herhaling verbaal aangeeft dat hij niet (langer) in de zorg-accommodatie te willen zijn/blijven en geen, althans onvoldoende intrinsieke bereidheid toont om aan zijn opname en verblijf in de accommodatie vrijwillig mee te (blijven) werken.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Nu bovendien in het toestands-beeld van cliënt geen verandering in de zin van afnemende ziektesymptomen valt te verwachten zal de machtiging worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 23 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 6 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.