ECLI:NL:RBZWB:2024:2254

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/418703 / FA RK 24/501
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was eerder opgelegd op 3 februari 2024 en was aangevraagd door de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 2002, die momenteel verblijft in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum als de beschikking gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, maar de officier van justitie niet. De betrokkene heeft aangegeven dat zij onder grote druk stond en een suïcidepoging heeft ondernomen, maar dat zij nu verder wil met haar leven en haar opleiding. De psychiater in opleiding heeft twijfels over de noodzaak van een voortgezette opname, terwijl de advocaat van de betrokkene het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel heeft afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de situatie van de betrokkene zodanig is verbeterd dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer te verwachten valt, en heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven door rechter M. Meyboom en is op 19 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418703 / FA RK 24/501
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 7 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
nu verblijvende in de accommodatie [ziekenhuis] , [adres] , [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.W.M. van de Wouw te Chaam.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 3 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 3 februari 2024;
- de medische verklaring van 3 februari 2024;
- een afschrift van de politiemutaties;
- het bericht dat betrokkene onbekend is in de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam] , psychiater in opleiding.
1.4
De officier is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat zij in de periode voorafgaand aan de crisisopname onder grote druk stond wegens de combinatie van haar werk en opleiding. Zij heeft toen een forse hoeveelheid medicatie ingenomen, bedoeld om een einde aan haar leven te maken. De daaropvolgende crisisopname heeft haar doen inzien dat het ondernemen van een suïcidepoging voor dit soort situaties niet de oplossing is. Bovendien zou zij daarmee haar familie en geliefden veel verdriet doen. Zij ervaart nog wel zekere stressgevoelens, zij het dat die voor haar hanteerbaar zijn. Zij wil verder met haar leven, waaronder haar opleiding en haar bedrijf. Er kan dan ook op worden vertrouwd dat de eerdere crisissituatie zich niet zal herhalen. Zij zegt toe dat, indien zich opnieuw een situatie mocht voordoen waarin er sprake is van grote druk, zij tijdig een beroep zal doen op haar familie en/of contact zal zoeken met haar huisarts.
3.2
De psychiater in opleiding brengt naar voren dat het tot dusver niet is gelukt een reëel beeld te krijgen van de psychische toestand van betrokkene. Dit in de eerste plaats omdat zij nog maar kort klinisch is opgenomen en omdat zij zich in gesprekken beperkt tot de opmerking dat zij met ontslag wil om verder te kunnen met haar leven en zij verder geen openheid geeft over de aanleiding van de door haar ondernomen suïcidepoging. Een voortgezette opname gedurende enkele dagen ter nadere observatie en onderzoek zou daarover meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Echter betwijfelt hij of gezien de wijze waarop betrokkene zich presenteert een voortgezette opname uiteindelijk tot het gewenste inzicht zal leiden. Op de vraag van de advocaat of er op dit moment nog sprake is van onmiddellijk (dreigend) ernstig nadeel antwoordt hij ontkennend. Wel tekent hij daarbij aan dat in geval van een ontslag hij betrokkene met klem wil adviseren in contact te blijven met het ziekenhuis, ook opdat er mogelijk alsnog bij haar ruimte ontstaat om diagnostisch onderzoek te verrichten en het daardoor mogelijk wordt aan haar ambulante (na)zorg te verlenen. Verder zal door het ziekenhuis in elk geval de situatie van betrokkene onder aandacht van haar huisarts worden gebracht.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene vanuit een situatie, waarin zij onder onevenredig grote druk stond en zij een suïcidepoging heeft ondernomen, in het kader van een crisismaatregel in het ziekenhuis is opgenomen. Zij begrijpt uit de mondelinge toelichting van de psychiater in opleiding dat de situatie van betrokkene intussen aanmerkelijk is verbeterd, ook in die zin, dat niet meer van onmiddellijk (dreigend) ernstig nadeel kan worden gesproken. Bij elkaar maakt dit dat aan de wettelijke criteria voor een voortzetting van de crisismaatregel als verzocht niet wordt voldaan. Daarom verzoekt zij namens betrokkene het verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling

Uit hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is onweersproken komen vast te staan dat door de klinische opname en de tot dusver geboden zorg zich niet (langer) de situatie voordoet dat uit het gedrag van betrokkene als gevolg van één of meerdere vermoedelijk psychische stoornis(sen) onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als bedoeld in de Wvggz valt te verwachten.
Uit het vorenstaande volgt dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet is voldaan. Het onderhavige verzoek zal daarom worden afgewezen.
Daaraan doet niet af dat betrokkene alert moet blijven op situaties, waarin zij te grote druk en stress ervaart, in welke omstandigheden zij tijdig hulp dan wel zorg moet inschakelen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Meyboom, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 19 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.