ECLI:NL:RBZWB:2024:2253

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/418455 / FA RK 24/385
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Deze beschikking is voortgekomen uit een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1972. Het verzoekschrift is op 29 januari 2024 ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat deze stoornissen leiden tot ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.

De rechtbank heeft de referteverklaring van de betrokkene in overweging genomen, waarin zij aangeeft akkoord te gaan met de meeste vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met uitzondering van de zorg voor het toedienen van vocht en voeding, dat is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter Meyboom in aanwezigheid van griffier Baremans op 19 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418455 / FA RK 24/385
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 7 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 25 januari 2024;
- de medische verklaring van 24 januari 2024;
- de aanvraag voorbereiding van een zorgmachtiging van 27 november 2023;
- een zorgplan van 28 november 2023;
- een zorgkaart van 12 december 2023;
- een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
- een bericht dat betrokkene niet bekend is in de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en Wvggz;
- de referteverklaring van betrokkene, ondertekend op 2 februari 2024.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Beoordeling

3.1
Uit de referteverklaring van betrokkene leidt de rechtbank af dat betrokkene het verzoek heeft besproken met haar advocaat, dat betrokkene erkent dat aan de voorwaarden voor toewijzing van het verzoek met de daarin opgenomen vormen van verplichte zorg wordt voldaan, met dien verstande, dat:
- er in haar visie geen reden is voor het toedienen van vocht en voeding bij wijze van verplichte zorg;
- voor zover de verplichte zorg ziet op het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, zij met het FACT-Oost-team te maken zal krijgen.
Uit de referteverklaring blijkt ook dat betrokkene afziet van het recht om op het verzoek te worden gehoord en van het recht om een advocaat voor haar tijdens een mondelinge behandeling het woord te laten voeren en dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
3.2
Gelet op de inhoud van de stukken en de referteverklaring acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd om op het verzoek te beslissen. De rechtbank vindt een mondelinge behandeling van het verzoek dan ook niet nodig.
3.3
De rechtbank heeft gelet op de ingekomen referteverklaring van 2 februari 2024 vastgesteld dat betrokkene akkoord gaat met het verzochte, met uitzondering van de vorm van verplichte zorg “het toedienen van vocht en voeding”.
3.4
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen en overige DSM-5 stoornissen.
3.5
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel,
- ernstige psychische schade,
- maatschappelijke teloorgang,
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
3.6
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
3.7
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene weliswaar inziet dat verplichte zorg noodzakelijk is om langdurig stabiel te kunnen functioneren, maar dat dit inzicht vermindert wanneer er bij haar van toenemende psychotische klachten sprake is.
3.8
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
3.9
De vorm van verplichte zorg “toedienen van vocht en voeding” zal de rechtbank niet overnemen in de zorgmachtiging. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daartoe geen noodzaak en is niet voorzienbaar dat deze vormen van zorg noodzakelijk zijn. De rechtbank zal het verzoek daarom in zoverre afwijzen.
3.1
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief, terwijl er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.11
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 3.8 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 februari 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Meyboom, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier Baremans op 19 februari 2024.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.