Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene, die sinds 26 maart 2018 onder tbs staat, heeft in het verleden verschillende misdrijven gepleegd, waaronder mishandelingen en een poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de betrokkene nog niet is afgerond en dat er een matig tot hoog recidiverisico bestaat bij beëindiging van de tbs.
Tijdens de zitting op 22 maart 2024 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene gehoord, bijgestaan door hun respectieve raadsman en deskundige. De deskundige heeft aangegeven dat de betrokkene intensieve begeleiding en structuur nodig heeft, en dat er nog geen geschikte vervolgplek is gevonden. De rechtbank heeft de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de betrokkene erkend, maar benadrukt dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de betrokkene zelf.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een kortere verlenging van één jaar, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen en de voortgang van de behandeling vereisen dat de tbs met twee jaar wordt verlengd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de deskundige en de tbs-instelling heeft gevolgd in hun advies.