ECLI:NL:RBZWB:2024:2246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10614124 _ MB VERZ 23-244
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet geven van richtingaanwijzer bij wisselen van rijstrook

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet geven van een richtingaanwijzer bij het wisselen van rijstrook op 24 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat hij altijd gebruik maakt van zijn richtingaanwijzers. De zittingsvertegenwoordiger verzocht om het beroep gegrond te verklaren, omdat er geen staandehouding had plaatsgevonden en de verbalisant geen stopteken had gegeven. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen, tenzij er specifieke feiten waren die aan de juistheid van die verklaring twijfelden.

De kantonrechter concludeerde dat er geen gegronde reden was om van staandehouding af te zien, aangezien de verbalisant niet beschikte over de middelen om de bestuurder staande te houden. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op het betaalde bedrag van € 109 aan de betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10614124 \ MB VERZ 23-244
CJIB-nummer : 7062 5422 4776 8107
uitspraakdatum : 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bij wisselen van rijstrook geen teken met richtingaanwijzer geven op 24 februari 2022 om 17:15 uur op de Van Gorkumweg in Bergen op Zoom.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene geeft aan tijdens het rijden altijd gebruik te maken van zijn richtingaanwijzers in geval van het wisselen van rijstrook. Bovendien geeft betrokkene aan niet staande te zijn gehouden, terwijl dit volgens betrokkene wel degelijk mogelijk is op verschillende momenten op de route.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden en uit het zaakoverzicht blijkt dat verbalisant alleen heeft opgeschreven dat hij geen stopteken voorhanden had. De zittingsvertegenwoordiger heeft contact gezocht met desbetreffende verbalisant, maar dit bleek niet mogelijk omdat verbalisant uit dienst is. Gelet hierop heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht om het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Staandehouding
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat
hij niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Uit de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden volgt dat de enkele vermelding van het niet aanwezig hebben van een stopmiddel onvoldoende is om te constateren dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Er moeten aanvullende omstandigheden zijn opgenomen in het zaakoverzicht of in een aanvullend proces-verbaal. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook geen gegronde reden geweest om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: