ECLI:NL:RBZWB:2024:2245

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10605760 _ MB VERZ 23-236
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 14 juni 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaring van de verbalisant en de argumenten van de betrokkene. De betrokkene stelde dat hij nooit zijn telefoon in de auto gebruikt en dat de politie de situatie verkeerd had waargenomen. De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden en dat de verbalisant zich de gedraging niet meer kon herinneren. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.

De kantonrechter concludeerde dat er geen gegronde reden was om van staandehouding af te zien, aangezien de verbalisant niet beschikte over de middelen om de bestuurder staande te houden. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 359 aan de betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10605760 \ MB VERZ 23-236
CJIB-nummer : 6062 5422 5025 0427
uitspraakdatum : 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op 14 juni 2022 om 16:02 uur op de Dunantstraat in Roosendaal.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene voert aan nooit zijn telefoon in de auto te gebruiken. De politieagent(en) zouden het volgens betrokkene verkeerd hebben gezien.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden en uit het zaakoverzicht blijkt dat verbalisant alleen heeft opgeschreven dat hij geen stopteken voorhanden had. De zittingsvertegenwoordiger heeft contact gezocht met desbetreffende verbalisant en deze kon zich de gedraging niet meer herinneren. Gelet hierop heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht om het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Staandehouding
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat
hij niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Uit de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden volgt dat de enkele vermelding van het niet aanwezig hebben van een stopmiddel onvoldoende is om te constateren dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Er moeten aanvullende omstandigheden zijn opgenomen in het zaakoverzicht of in een aanvullend proces-verbaal. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook geen gegronde reden geweest om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 359 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: