Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 20 km per uur harder dan toegestaan op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. De overtreding vond plaats op 14 april 2022 om 10:27 uur op de Rijksweg A16 in Moerdijk. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 12 maart 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, was niet aanwezig, maar had wel een beroepschrift ingediend. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft namens de officier van justitie het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er een te grote afstand was tussen het voertuig van de betrokkene en dat van de verbalisant, en dat de verbalisant niet had aangetoond hoe de volgafstand was vastgesteld.
De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van de gedraging. Er is geen rechtsregel die een maximale tussenafstand voor boordsnelheidsmetingen voorschrijft. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft de boete terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.