Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet voeren van dim of groot licht bij nacht binnen de bebouwde kom, gepleegd op 1 januari 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard omdat het te laat was ingediend. Tijdens de zitting op 12 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft overwogen dat de betrokkene de zekerheidstelling van € 109,- niet had betaald, maar heeft hem op dit punt het voordeel van de twijfel gegeven en de zekerheid op nihil gesteld. Vervolgens is gekeken naar de termijnoverschrijding bij de officier van justitie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken op 22 februari 2022 eindigde en het beroepschrift pas op 24 februari 2022 was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.
Daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van de beslissing hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.