4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Juridisch kaderIn deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald aan te duiden misdrijf en de in de tenlastelegging genoemde en onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten geldbedragen, dure merkkleding en een Rolex-horloge. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld en uitgekristalliseerd. Daarbij staat ter beoordeling of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen dan wel gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Vermoeden van witwassen
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 30 maart 2021 werd verdachte aangehouden en werd de woning waarin hij verbleef doorzocht. Bij de aanhouding van verdachte werd een bedrag van € 3.900,- bij hem
aangetroffen. Verder werd in de woning een bedrag van in totaal € 53.400,- aangetroffen in een doos met uien. Daarnaast werd dure merkkleding en een Rolex-horloge in de woning aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat deze van hem zijn. Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte bleek er sprake te zijn van beperkte inkomsten.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer het vermoeden dat het aangetroffen geld en (het aanschafbedrag van) de dure merkkleding en het Rolex-horloge van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring van verdachte
Aangezien sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaringen van verdachte komen er in de kern op neer dat hij het tussen de uien aangetroffen geld voor iemand moest bewaren. Hij wil niet verklaren wie dat is. Voor het geldbedrag dat hij bij zich droeg, had hij zelf gewerkt. De dure merkkleding was van verdachte zelf, maar was volgens hem allemaal nep. Het Rolex-horloge heeft hij zelf gekocht, maar hij weet niet meer waar en ook niet meer hoe veel hij voor het horloge heeft betaald.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geld, de dure merkkleding en het Rolex-horloge niet kunnen worden aangemerkt als concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen. Verdachte kan desgevraagd niet de naam noemen van degene van wie het geldbedrag in de doos met uien is en kan evenmin noemen waar en voor welke prijs hij het Rolex-horloge heeft gekocht. Uit onderzoek naar de kleding blijken dit originele producten te betreffen in plaats van nepzaken, zoals verdachte heeft verklaard. De verklaring van verdachte dat hij zelf heeft gewerkt voor het tijdens zijn aanhouding bij hem aangetroffen geldbedrag is in strijd met de beperkte inkomsten van verdachte. De verklaringen van verdachte kunnen op deze gronden dan ook niet worden aangemerkt als verklaringen die het vermoeden van witwassen opzij zetten.
Op grond van het vorenstaande kan het niet anders zijn dan dat het geld, de dure merkkleding en het Rolex-horloge, zoals opgenomen in de tenlastelegging, onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen. Zij acht niet bewezen dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en zal verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de gang van de woning waar verdachte verbleef zakken met in totaal 4.978 gram hennep zijn aangetroffen. De hennep zat verpakt in doorzichtige gripzakken.
Voor het antwoord op de vraag of verdachte daarmee opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad, is allereerst vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van die hennep, in ieder geval van de aanmerkelijke kans daarop. Daarnaast is vereist dat deze hennep zich in zijn machtssfeer bevond. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie die hennep toebehoort. 'Aanwezig hebben van hennep' in de zin van de Opiumwet vergt niet dat sprake is van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de hennep.
Verdachte heeft verklaard dat hij al ongeveer anderhalve maand in die woning verbleef. De hennep lag in doorzichtige zakken bij de voordeur. Daarnaast werden er in de woning goederen aangetroffen die bestemd waren voor de hennepteelt, zoals armaturen, transformators en koolstoffilters. Verdachte stond in de deuropening van de woning toen de politie arriveerde. In die situatie kan het naar het oordeel van de rechtbank niet zo zijn dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep. De hennep bevond zich ook in zijn machtssfeer nu verdachte in de woning leefde.
De rechtbank verwerpt het namens verdachte gevoerde verweer dat niet kan worden uitgesloten dat de hennep buiten medeweten van verdachte om, precies de nacht voor het aantreffen daarvan, bij de deur is neergelegd. Een dergelijke situatie acht de rechtbank niet aannemelijk geworden nu zij hiervoor onvoldoende concrete steun ziet in het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee de hennep opzettelijk aanwezig gehad, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
Feit 3
Gelet op de bewijsmiddelen zoals genoemd in de bijlage, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank de onder feit 3 ten laste gelegde belediging van een politieambtenaar wettig en overtuigend bewezen.