ECLI:NL:RBZWB:2024:2224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10614016 _ MB VERZ 23-242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 11 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak toegelicht.

Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat zijn voertuig betrokken was bij een aanrijding en total loss was verklaard. Hij had na overleg met zijn verzekeringsmaatschappij besloten de scooter te verkopen en had de verzekering opgezegd. Betrokkene ontving echter een bericht van het RDW dat het voertuig niet verzekerd was, wat hij toeschreef aan de koper die vergeten was actie te ondernemen. De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende de verwarrende situatie en vroeg om matiging van de boete met 50%.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de omstandigheden die door betrokkene waren aangevoerd, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 150. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10614016 \ MB VERZ 23-242
CJIB-nummer: 8062 5422 4894 8390
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden op 11 maart 2022 om 17:07 uur in Bergen op Zoom.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Het voertuig is betrokken geweest bij een aanrijding en total loss verklaard. Betrokkene heeft na overleg met verzekeringsmaatschappij Achmea besloten de scooter te verkopen. Deze zou verkocht zijn en hierna heeft betrokkene de verzekering opgezegd. In maart 2022 ontving betrokkene bericht van het RDW dat het voertuig niet verzekerd was. Volgens betrokkene zou de koper vergeten zijn actie te ondernemen. Vier dagen na het schrijven van het RDW heeft betrokkene een vrijwaringsbewijs ontvangen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft uitvoerig uiteengezet en dit met stukken onderbouwd waarom de scooter destijds niet verzekerd was. De zittingsvertegenwoordiger kan begrijpen dat dit voor betrokkene een verwarrende situatie is geweest. Dit laat echter onverlet dat de gedraging kan worden vastgesteld. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, maar verzoekt tevens deze te matigen gelet op de door betrokkene aangevoerde omstandigheden en wegens schending van de hoorplicht. Zij verzoekt de boete met 50% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene had zijn voertuig moeten verzekeren en indien deze niet (langer) gebruikt kan worden dient de kentekenhouder het voertuig te schorsen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder (ECLI:NL:GHARL:2017:6597). De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan uitvoerig heeft toegelicht en onderbouwd met stukken. Gelet deze door betrokkene aangedragen omstandigheden zal de boete zal worden gematigd tot € 150.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 150,- plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 220,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: