ECLI:NL:RBZWB:2024:2221

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10589438 _ MB VERZ 23-232
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet correct gebruiken van een autogordel voor een passagier onder de 12 jaar. De gedraging vond plaats op 16 maart 2022 in Roosendaal. Betrokkene stelde dat de gordels op de juiste wijze waren vastgemaakt, maar dat deze gaandeweg losser waren gekomen, wat zij niet had opgemerkt. Tijdens de zitting heeft betrokkene haar standpunt toegelicht en aangegeven dat zij zich niet herkende in de verklaring van de verbalisant. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar verzocht om een matiging van de boete vanwege een schending van de hoorplicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder dit gebeurde. De rechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat deze gematigd moest worden tot € 50,-, rekening houdend met de uitleg van betrokkene en de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de kantonrechter droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 170,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10589438 \ MB VERZ 23-232
CJIB-nummer: 1062 5422 4813 3385
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: passagier < 12 jaar vervoeren terwijl werking gordel of kindbeveiligingssysteem negatief (kan) word(t)(en) beïnvloed(t) op 16 maart 2022 om 14:08 uur op de Burg Freijterslaan in Roosendaal.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt de autostoel op de juiste wijze te hebben vastgemaakt met de daarvoor bestemde gordels. Volgens betrokkene zijn de gordels gaandeweg losser komen te zitten waardoor deze kennelijk niet strak genoeg over de schouders van haar kind zaten. Dit was betrokkene onbekend.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd zich niet te herkennen in de voorgehouden verklaring uit het zaakoverzicht. Verder geeft betrokkene aan dat zij haar kind destijds in de gordels had vastgezet. Het is mogelijk dat de gordels wat losser zaten, maar daar was zij zich niet van bewust. Deze zijn waarschijnlijk afgezakt. De aanhouding heeft betrokkene niet alleen verontwaardigd, met name de opmerking van verbalisant dat zij geen goede moeder zou zijn, maar ook verbaasd. Zij begreep niet direct dat zij werd staande gehouden. Zij wil nogmaals benadrukken dat zij haar kind in de gordels heeft gezet en dat de bovenste gordels alleen wat losser zaten en/of waren afgezakt. Zij heeft de veiligheid van haar kind niet op het spel gezet zoals door de verbalisant werd verondersteld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het verwijt aan betrokkene is niet dat de gordel niet is omgedaan, maar dat de gordel niet goed is om gedaan. Hierdoor kan de veilige werking van de gordel negatief worden beïnvloed. Uit de verklaring van verbalisant volgt dat de schoudergordels niet goed waren bevestigd. Bij een aanrijding werken deze gordels onvoldoende. Het is hierbij niet relevant of er sprake was van opzet, nu het gaat om een overtreding. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is terecht opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt om het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter wegens een schending van de hoorplicht de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In die zin dat vast staat dat de gordels niet optimaal vast zaten en van betrokkene hiervoor meer aandacht mocht worden gevraagd. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene de situatie duidelijk heeft uitgelegd en gelet op de omstandigheden van het geval de hoogte van het boete bedrag niet passend wordt geacht.
De boete zal worden gematigd tot € 50,-. Bij de matiging van het boetebedrag wordt tevens rekening gehouden met het verzoek van de zittingsvertegenwoordiger over de schending van de hoorplicht. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 50,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 170,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: