Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet correct gebruiken van een autogordel voor een passagier onder de 12 jaar. De gedraging vond plaats op 16 maart 2022 in Roosendaal. Betrokkene stelde dat de gordels op de juiste wijze waren vastgemaakt, maar dat deze gaandeweg losser waren gekomen, wat zij niet had opgemerkt. Tijdens de zitting heeft betrokkene haar standpunt toegelicht en aangegeven dat zij zich niet herkende in de verklaring van de verbalisant. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar verzocht om een matiging van de boete vanwege een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder dit gebeurde. De rechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat deze gematigd moest worden tot € 50,-, rekening houdend met de uitleg van betrokkene en de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de kantonrechter droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 170,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.