ECLI:NL:RBZWB:2024:2213

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
02/013167-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van softdrugs en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn zoon bijna 80 kilo softdrugs voorhanden had voor de coffeeshop waar zijn zoon werkte. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op 18 augustus 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk softdrugs aanwezig had in zijn schuur, waar ook een gasdrukwapen werd aangetroffen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn zoon de softdrugs opzettelijk aanwezig had, maar sprak hem vrij van het tweede feit, omdat dit reeds onder het eerste feit was bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uur, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen softdrugs en het wapen onttrokken moesten worden aan het verkeer, maar gelastte de teruggave van overige in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/013167-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. Y.H.M. van Mierlo, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2024. Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 18 augustus 2022:
feit 1samen met anderen softdrugs aanwezig heeft gehad;
feit 2samen met anderen softdrugs heeft bewerkt dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 3een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voor feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 augustus 2022 de softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat dit feit in vereniging is gepleegd met [medeverdachte] : zijn zoon. Zij verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 2, omdat bij het opzettelijk aanwezig hebben van de softdrugs sprake is van samenloop met feit 1 en voor het bereiden/bewerken/verwerken geen periode is ten laste gelegd. Feit 3 kan worden bewezen omdat het wapen in het zicht stond in de schuur van verdachte. Het wapen is gecategoriseerd en betreft een gasdrukwapen dat lijkt op een vuurwapen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit voor feit 1 dat verdachte onder druk is gezet en dat de schuur door anderen werd gebruikt. Verdachte wist dat er softdrugs werden opgeslagen, maar hij had geen wetenschap van de hoeveelheden. Voor feit 2 sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt verdachte vrij te spreken. Bepleit wordt om verdachte ook vrij te spreken van feit 3. Verdachte wist niet dat het wapen zich in zijn schuur bevond en uit het dossier blijkt ook niet dat het wapen in het zicht stond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: (medeplegen) opzettelijk aanwezig hebben softdrugs
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de politie op 18 augustus 2022 een grote hoeveelheid softdrugs heeft gevonden in een schuurtje op het perceel van verdachte aan de [adres] in [plaats] . Nader onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat in de schuur (onder meer) werd aangetroffen:
- ongeveer 25,3 kilogram hasjiesj;
- ongeveer 34,1 kilogram hennep;
- ongeveer 17,793 kilogram hennepgruis;
- 5943 stuks voorgedraaide joints.
De rechtbank overweegt dat volgens openbare informatie van het Trimbos Instituut een joint gemiddeld 0,3 gram hennep bevat. Dit maakt dat de totale hoeveelheid hennep in de joints ongeveer 1782,9 gram bedraagt (5943 x 0,3 gram), zoals ten laste gelegd.
De rechtbank stelt verder vast dat het schuurtje in eerste instantie was afgesloten. Nadat de politie tegen de vrouw van verdachte had gezegd dat ze het open zouden gaan breken, kwamen verdachte en zijn zoon uit het schuurtje en kon de politie alsnog naar binnen.
Opzettelijk aanwezig hebben softdrugs?Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen softdrugs moet kunnen worden vastgesteld dat de softdrugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij daarvan ook wetenschap had. Hieronder is ook te begrijpen de situatie waarin verdachte de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van die softdrugs bewust heeft aanvaard.
Dat de softdrugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, blijkt al uit hoe de softdrugs en verdachte zijn aangetroffen op 18 augustus 2022. Beide in het schuurtje van verdachte, waarvan hij de sleutel had.
Over zijn wetenschap heeft verdachte op zitting verklaard dat hij wel wist dat er softdrugs in de schuur lagen, maar dat hij geen weet had van de grote hoeveelheid. Hij had de schuur tijdelijk ter beschikking gesteld aan coffeeshop “ [naam coffeeshop] ”, waar zijn zoon werkzaam was. Het initiatief hiertoe ging uit van de coffeeshop en vanuit de coffeeshop werden de spullen gebracht en gehaald. Verdachte heeft naar eigen zeggen de softdrugs niet aangeraakt en bewerkt, maar enkel stickers op plastic zakjes geplakt. Andere personen beschikten ook over een sleutel van de schuur en bewerkten daar de drugs.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de grote hoeveelheid als ongeloofwaardig terzijde. In de schuur van verdachte zijn op verschillende zichtbare en toegankelijke plekken grote hoeveelheden softdrugs aangetroffen. Op de foto’s op pagina 99 tot en met 112 en 114 tot en met 116 van het eindproces-verbaal neemt de rechtbank waar dat de schuur is ingericht als bewerkings-/verpakkingslocatie voor een coffeeshop. De rechtbank heeft ook geen reden om te twijfelen aan de politieverklaring van zijn zoon dat verdachte in de schuur de drugs inpakte voor de coffeeshop en dat hij productiewerk deed. Die verklaring wordt bevestigd door WhatsApp-berichten tussen verdachte en zijn zoon, waaruit blijkt dat verdachte onder andere hasjiesj, joints en wiet inpakte. Ook geeft verdachte in de berichten naar zijn zoon aan dat hij nog veel moet inpakken en doorgaat zolang hij wakker kan blijven en vraagt hij om hulp, omdat het veel is. Dat deze WhatsApp-berichten dateren van juli 2022 en dus van voor de tenlastegelegde datum doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte niet alleen beschikkingsmacht had over, maar ook wetenschap had van de grote hoeveelheid softdrugs in zijn schuur.
Medeplegen?
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon. Zoals eerder overwogen had verdachte in zijn schuur een grote hoeveelheid softdrugs in opslag voor de coffeeshop, waar zijn zoon werkzaam was. Zowel verdachte als zijn zoon hadden toegang tot de schuur en waren daar ook allebei aanwezig op 18 augustus 2022. Daarnaast blijkt uit de WhatsApp-berichten in het dossier dat er intensief contact was tussen verdachte en zijn zoon over het bewerken, verpakken, ophalen en wegbrengen van de softdrugs.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de onder feit 1 genoemde softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven..
Feit 2: (medeplegen) bewerken dan wel opzettelijk aanwezig hebben softdrugs
Gelet op de inhoud van het procesdossier is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 18 augustus 2022 al dan niet in vereniging de softdrugs heeft bereid, bewerkt of verwerkt. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van de softdrugs constateert de rechtbank dat dit reeds is ten laste gelegd en bewezenverklaard onder feit 1. Verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken van feit 2.
Feit 3: voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
Naast de grote hoeveelheid softdrugs is op 18 augustus 2022 ook een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp in de schuur van verdachte aangetroffen. Voor een bewezen verklaring van het voorhanden hebben daarvan is vereist dat verdachte feitelijke macht over het op een vuurwapen gelijkend voorwerp kon uitoefenen en zich bewust was van de aanwezigheid ervan. Voor het kunnen uitoefenen van de feitelijke macht verwijst de rechtbank naar wat is overwogen bij feit 1. Verdachte moet zich ook bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen in zijn schuur. Op de foto op pagina 113 is te zien dat het wapen in het zicht stond.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Drimmelen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 25,3 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
- ongeveer 34,1 kilogram hennep en
- ongeveer 17,793 kilogram hennepgruis en
- ongeveer 1782,9 gram hennep in gedraaide joints,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
op 18 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Drimmelen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een geweer merk Sig Mcx, heeft voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van het voorarrest. Zij houdt hierbij rekening met de zeer grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om bij een bewezenverklaring rekening te houden met de gezondheidssituatie van verdachte. Gelet op de fysieke gesteldheid van verdachte is het uitvoeren van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet mogelijk. Bepleit wordt om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 18 augustus 2022 samen met zijn zoon bijna 80 kilo softdrugs voorhanden gehad voor de coffeeshop waar zijn zoon op dat moment werkte. Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is bij die hoeveelheid een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vele maanden uitgangspunt. Daarnaast had hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden, maar daar staat normaal gesproken een bescheiden geldboete op.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op zitting zijn rol kleiner heeft willen maken dan die in werkelijkheid was. Uit het onderzoek is echter niet gebleken van noemenswaardig financieel gewin voor hem. Bovendien is de inmiddels 59-jarige verdachte eerder alleen maar een keer voor rijden zonder rijbewijs met justitie in aanraking gekomen. Mede gelet op het tijdsverloop vindt de rechtbank het daarom niet wenselijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het leven van verdachte doorkruist. Alles afwegend, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden met daarnaast een taakstraf van 180 uur met aftrek van het voorarrest.

7.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen softdrugs en het op een vuurwapen gelijkend voorwerp vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Gelet op de bewezenverklaring komen de overige in beslag genomen goederen niet voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer in aanmerking. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten, nu de goederen onder hem in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen en in vereniging gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 20,25 kg Hashish (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494398);
* 5886 STK Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494399);
* 34 STK Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494408);
* 33,765 kg Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494431);
* 17,64 kg Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494434, hennepgruis);
* 23 STK Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494435);
* 25,85 kg Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494438, hennep/tabak mix);
* 4,88 kg Hashish (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494442);
* 0,335 kg Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494449);
* 153 gram Hennep (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494452);
* 169 gram Hashish (Omschrijving: PL2000-2022219570-2494463);
* 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2000-2022219570-2994264, luchtdrukwapen);
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige in beslag genomen goederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 april 2024.
Mr. Schnitzler-Strijbos en mr. Froger-Zeeuwen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.