ECLI:NL:RBZWB:2024:2195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/415668 / FA RK 23-5202
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag over minderjarige kinderen na echtscheiding en verblijf van de vader in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De vrouw, die alleen het gezag over de kinderen uitoefent, verzoekt de rechtbank om haar alleen met het gezag te belasten, omdat de vader permanent in Marokko verblijft en geen structureel contact met de kinderen heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 2021 feitelijk in Marokko verblijft en dat de communicatie tussen de ouders stroef verloopt. De vrouw heeft al jaren alleen gezagsbeslissingen genomen en de man is niet op de hoogte van belangrijke zaken zoals schoolkeuze en medische aangelegenheden van de kinderen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de mening van de minderjarigen, die tijdens een kindgesprek hun zorgen hebben geuit over de situatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de vrouw ondersteund, waarbij zij aangaven dat de wijziging van het gezag in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat de vrouw alleen met het gezag moet worden belast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415668 / FA RK 23-5202
Datum uitspraak: 4 april 2024
beschikking betreffende wijziging gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. I. Lamou te Breda,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] , maar feitelijk verblijvende te Marokko .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 2 november 2023 ontvangen verzoek met bijlagen.
1.2
Op 26 maart 2024 heeft de rechtbank het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad.
1.3
Alhoewel daartoe correct opgeroepen is de man niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Desgevraagd geeft de vrouw aan dat de man op de hoogte was van de mondelinge behandeling. Haar advocaat bevestigt dit. De rechtbank besluit daarop de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de man.
1.4
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan hebben zij gebruik gemaakt op 25 maart 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de aanwezigen voorgehouden wat de minderjarigen hebben verteld, hetgeen ook is opgenomen in rechtsoverweging 4.2 van deze beschikking.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Binnen het huwelijk van partijen zijn geboren de navolgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010 (hierna ook [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012 (hierna ook: [minderjarige 2] ).
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2018 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 29 mei 2018 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
Voor zover hier van belang, is bij voormelde echtscheidingsbeschikking bepaald
dat de minderjarigen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw.
2.5
Partijen hebben ieder de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij voortaan alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010 en
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012.

4.De standpunten

4.1
De vrouw legt aan haar verzoek, samengevat, ten grondslag dat de man sinds 2021 feitelijk in Marokko verblijft. De vrouw staat alleen voor de zorg van de minderjarigen. Van een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening is geen sprake meer. De communicatie tussen partijen verloopt stroef, althans daarvan is geen sprake. In de zomervakantie van 2022 en 2023 zijn de minderjarigen naar de man in Marokko gegaan en zijn zij daar enige tijd gebleven. Na de zomervakantie van 2023 zijn de vrouw en de minderjarigen door de man geblokkeerd waardoor telefonisch contact met de man niet mogelijk was. Aanleiding daarvan was een incident tussen de man en [minderjarige 1] . Inmiddels hebben de minderjarigen weer telefonisch contact met de man en hebben zij met hem, weliswaar onverwacht, in de kerstvakantie 2023 enkele dagen contact gehad; de man was in Nederland. Volgens de vrouw dient zij voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast. Zij voert sinds de echtscheiding van partijen feitelijk alleen het gezag uit. De man weet niets van de interesses van de minderjarigen, hij weet niet naar welke school zij gaan en is niet op de hoogte van bijvoorbeeld medische aangelegenheden. Hij bemoeit zich nergens mee en wil dat ook niet. Daar komt bij dat de man enkele maanden, van de zomervakantie 2023 tot december 2023, volledig uit beeld was en hij niet bereikt kon worden. Nu is er wel c0ntcat tussen de man en de minderjarigen, maar de vrouw spreekt de man niet tot nauwelijks. De vrouw vreest dat wanneer er met spoed gezagsbeslissingen moeten worden genomen, zij de man niet kan bereiken. Er is in de visie van de vrouw sprake van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten valt dat daarin binnen afzienbare tijd verandering zal komen; gezamenlijk gezag leidt tot onzekerheid en belemmert het welzijn van de minderjarigen. Hoewel in het begin alles geregeld kon worden, ging dit wel altijd gepaard met geruzie en veel boosheid tussen partijen. De toestemming van de man kwam en komt niet direct, maar vaak maanden of weken later. De vrouw voorziet (ook) problemen in de toekomst, bijvoorbeeld bij het aanvragen van ID-kaarten, op vakantie gaan en de inschrijving van [minderjarige 2] op de middelbare school. De vrouw verwacht dat het de minderjarigen meer rust zal geven als zij weten dat zij alleen belangrijke beslissingen over hen neemt. Tenslotte geeft de vrouw aan dat de man op de hoogte is gebracht van de mondelinge behandeling, dat hij daarop zou hebben aangegeven akkoord te zullen gaan met het verzoek en daarbij zou hebben gevraagd ‘waar mag ik tekenen?’.
4.2
[minderjarige 1] heeft de kinderrechter, kort samengevat, verteld dat er in de zomervakantie van 2023 een escalatie heeft plaatsgevonden tussen haar en haar vader in Marokko. Volgens [minderjarige 1] is haar vader traditioneel Marokkaans en is zij in zijn ogen te westers. Mede daardoor botste het tussen beiden. Er volgde een periode zonder contact. Op dit moment heeft [minderjarige 1] sporadisch telefonisch contact met haar vader, wie zij het laatst zag in de kerstvakantie van 2023. Volgens [minderjarige 1] neemt haar moeder al jaren alle beslissingen over haar. [minderjarige 1] vindt dat dit zo moet blijven. Bovendien is zij bang dat als haar moeder onverhoopt overlijdt en haar vader nog het gezag over haar heeft, zij dan naar Marokko zou moeten gaan. Dit zou zij niet willen en het houdt haar bezig.
Volgens [minderjarige 2] heeft hij regelmatig telefonisch contact (al dan niet met beeldbellen) met zijn vader. Dat contact verloopt prima. In de kerstvakantie van 2023 was de vader voor het laatst in Nederland en hebben ze samen leuke dingen gedaan. [minderjarige 2] geeft aan dat hij weet dat zijn moeder goed voor hem zorgt en dat zijn vader dat óók weet. De vader vertrouwt de moeder in de beslissingen die genomen moeten worden.
4.3
De Raad adviseert, samengevat, als volgt. De Raad ondersteunt het verzoek van de vrouw. De Raad is blij om te horen dat er weer contact is tussen de man en de minderjarigen en vertrouwt erop dat dit zo zal blijven. De vrouw laat immers zien het contact tussen de minderjarigen en hun vader te stimuleren. De Raad hoort dat de vrouw belemmerd wordt in de uitoefening van het gezag. In de visie van de Raad is het wijzigen van het gezag dan ook anderszins in het belang van de minderjarigen. Redengevend vindt de Raad daarbij ook dat [minderjarige 1] heeft aangegeven ervoor te vrezen naar Marokko te moeten als de vrouw onverhoopt komt te overlijden en de man nog met het ouderlijk gezag is belast.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.2
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verzoek voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarigen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen.
5.3
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er tussen de ouders zelf geen tot nagenoeg geen sprake is (geweest) van communicatie. Hoewel partijen bij de echtscheiding waren overeengekomen om samen het gezag te blijven uitoefenen, is in de afgelopen periode gebleken dat dit in de praktijk niet haalbaar was. De man is woonachtig in het buitenland en is, gelet op de onweersproken stelling van de vrouw, daardoor niet altijd even goed te bereiken (geweest) voor de vrouw. Wanneer er gezagsbeslissingen over de minderjarigen genomen moesten worden gaf de man op enig moment zijn toestemming, maar vaak pas weken of maanden later. Voldoende is daarmee komen vast te staan dat de vrouw wordt belemmerd in haar taak als verzorgende ouder. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in, mede door het permanente verblijf van de man in Marokko, dat die situatie zal wijzigen. De rechtbank neemt daarbij verder in aanmerking dat eerder is gebleken dat er met de man enkele maanden geen contact is geweest en zowel voor de vrouw als voor de minderjarigen onbereikbaar was. Dit levert een gevaar op voor het welzijn van de minderjarigen.
5.4
De rechtbank volgt mitsdien het advies van de Raad dat het anderszins in het belang van de minderjarigen is dat het gezag van de man wordt gewijzigd en de vrouw voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen is belast. Feitelijk neemt zij al jaren alleen de gezagsbeslissingen over de minderjarigen en sluit de man hier – uiteindelijk – bij aan. Kennelijk is de man van mening, althans dit leidt de rechtbank uit zijn gedrag af, dat het in het belang van minderjarigen is om de vrouw voortaan met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten en heeft hij er vertrouwen in heeft dat de vrouw de juiste beslissingen over minderjarigen neemt en hem daar telkens over blijft informeren en in blijft betrekken. De rechtbank volgt daarbij ook de stelling van de vrouw dat met een wijziging in het gezag rust zal ontstaan bij haarzelf, maar ook bij de minderjarigen. De rechtbank betrekt hierbij tenslotte ook de angst van [minderjarige 1] dat zij naar Marokko moet als haar moeder onverhoopt overlijdt en de man nog met het gezag is belast. De rechtbank vraagt zich bovendien af of de man, door zijn verblijf in Marokko en het feit dat hij niet op structurele basis contact heeft met de minderjarigen, voldoende zicht heeft op de ontwikkeling van de minderjarigen, hun interesses en welzijn, en weloverwogen beslissingen over hen kan nemen.
5.5
Het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten zal dan ook worden toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6
De rechtbank zal, gelet op de aard daarvan, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Tot slot
5.7
De rechtbank spreekt het vertrouwen uit richting de vrouw dat zij het contact tussen de man en de minderjarigen blijft stimuleren. Hiervan heeft zij al blijk gegeven door het organiseren van het contact tussen de man en de minderjarigen in Marokko in de aankomende meivakantie. Dit is met name van belang nu zij met het eenhoofdig gezag zal worden belast. Hierin ligt een belangrijke taak voor de vrouw. Het is echter (ook) aan de man om initiatief te blijven nemen in het contact blijven houden met de minderjarigen. Een tussenperiode van enkele maanden zonder contact, dient in de toekomst dan ook te worden voorkomen.
5.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010 en
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.