ECLI:NL:RBZWB:2024:219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11051
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over bestuurlijke dwangsombeschikking door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen over een bestuurlijke dwangsombeschikking door de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiser stelt dat hij recht heeft op een dwangsom omdat verweerder niet tijdig heeft beslist of hij in aanmerking komt voor kwijtschelding van zijn schulden op basis van artikel 3.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank constateert dat het beroep enkel betrekking heeft op het niet tijdig afgeven van een dwangsombeschikking en niet op de beslissing over kwijtschelding. Eiser heeft een ingebrekestelling ingediend, maar deze is pas na de relevante beslissing verzonden, waardoor het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft verzocht om kwijtschelding, en dat de beslissing over kwijtschelding geen besluit op een aanvraag is, waardoor artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing is.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats] , eiser,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet op tijd beslissen over een bestuurlijke dwangsombeschikking door verweerder. Eiser meent dat verweerder die dwangsom verschuldigd is omdat verweerder niet op tijd zou hebben beslist of eiser op grond van artikel 3.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen in aanmerking komt voor kwijtschelding van zijn schulden bij verweerder.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat het beroep uitsluitend ziet op het niet op tijd afgeven van een dwangsombeschikking. Het beroep is niet gericht tegen het uitblijven van een beslissing of eiser in aanmerking komt voor kwijtschelding van zijn schulden.
3. Eiser heeft als bijlage 6 bij zijn beroep ook een ingebrekestelling, gedateerd op 26 september 2023, gevoegd waarin hij verwijst naar de ontvangst op 30 september 2023 van een definitief besluit over de vaststelling van de omvang van de aan hem te verstrekken compensatie in het kader van de zogenaamde integrale beoordeling. Die beslissing – van 29 september 2023 – heeft eiser als bijlage 7 bij zijn beroep gevoegd. Voor zover eisers beroep is gericht op het verkrijgen van een dwangsom voor het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om integrale beoordeling van zijn aanspraak op compensatie, is dat ongegrond omdat de daarbij behorende ingebrekestelling, hoewel gedateerd op een moment vóór de beslissing, duidelijk pas na die beslissing is verzonden.
4. De ingebrekestelling van 5 mei 2023, die eiser als bijlage 2 bij zijn beroep heeft gevoegd, verwijst naar de brief van 3 februari 2023 van verweerder over de beoordeling van een eventuele kwijtschelding van vorderingen. De grondslag voor die beoordeling ligt in artikel 3.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen en de opdracht die verweerder ingevolge dat artikel heeft is om ambtshalve kwijtschelding van bepaalde vorderingen te beoordelen en – als aan de verdere eisen voor kwijtschelding op deze grondslag wordt voldaan – deze vast te stellen.
5. Eiser heeft niet gesteld en ook is niet gebleken eiser heeft verzocht om kwijtschelding. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de aangekondigde beslissing over kwijtschelding geen besluit op een aanvraag is. Dat maakt dat artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing is. Daarom rust er op verweerder geen verplichting om een beslissing te nemen tot het vaststellen van een dwangsom.
Ook in zoverre is het beroep dus ongegrond.
6. Voor een proceskosten-veroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 17 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.