4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] op 13 september 2020 op uitnodiging van [medeverdachte] naar een huisfeestje in [plaats] is gegaan. Verdachte en [medeverdachte] waren ook op dit huisfeestje aanwezig. Verdachte en [medeverdachte] hebben die nacht beiden seks gehad met [slachtoffer] in de slaapkamer van de woning waar het feestje plaatsvond.
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachten over deze seksuele contacten lopen uiteen: [slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat zij vrijwillig seks had met [medeverdachte] in de slaapkamer, maar dat zij op enig moment omkeek en zag dat niet [medeverdachte] maar verdachte haar van achteren aan het penetreren was. Omdat zij dit niet wilde, heeft zij zich omgedraaid waardoor de penetratie met verdachte stopte. Vervolgens heeft [medeverdachte] tegen [slachtoffer] gezegd “Laat hem nou”, “Hij wil heel even” en “Laat hem maar even” en [slachtoffer] stevig bij haar armen vastgepakt, waarna hij haar heeft gedwongen om hem te pijpen. Terwijl [slachtoffer] [medeverdachte] aan het pijpen was, werd zij door verdachte bij haar heupen vastgepakt en opnieuw van achteren vaginaal gepenetreerd door hem. Volgens verdachte en [medeverdachte] hebben zij beiden op verschillende momenten in die nacht en afzonderlijk van en na elkaar seks gehad met [slachtoffer] , en was deze seks vrijwillig.
Gelet op de uiteenlopende verklaringen dient de rechtbank allereerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te beoordelen en vervolgens te bepalen of er voor de verklaring van [slachtoffer] voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over zowel de omstandigheden rondom de seksuele handelingen als over die seksuele handelingen zelf. Ook heeft [slachtoffer] meerdere keren verklaard dat zij het moeilijk vond om aangifte te doen, omdat de seks met [medeverdachte] in het begin vrijwillig was. Dit blijkt ook uit de Whatsapp-berichten die zij destijds hierover heeft verstuurd. Gelet hierop komt de verklaring van [slachtoffer] authentiek op de rechtbank over. Verder wordt de verklaring van [slachtoffer] ook op andere punten ondersteund, zoals het Whatsappbericht van [medeverdachte] aan [naam 1] dat hij naar de kamer moet komen en de verklaring van [slachtoffer] dat [naam 1] op een later moment bij haar op de slaapkamer is geweest, naast haar is gaan liggen en haar heeft aangeraakt. Dit terwijl [slachtoffer] geen weet had van het betreffende Whatsappbericht. Bovendien is niet gebleken van een motief - zoals bijvoorbeeld wraak - om een valse aangifte te doen, juist ook omdat [slachtoffer] aanvankelijk geen aangifte tegen [medeverdachte] wilde doen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en acht die verklaring geloofwaardig en betrouwbaar.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] daarnaast voldoende steun in andere op zichzelf staande bewijsmiddelen.
Uit het forensisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] op 15 september 2020 blijkt dat zij blauwe plekken op beide bovenarmen en linker schouder had. Deze blauwe plekken zijn kort na het incident ook gezien door [getuige 1] , de leidinggevende van [slachtoffer] , en [getuige 2] , de vriendin van [slachtoffer] . Deze blauwe plekken ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] dat zij door [medeverdachte] stevig is vastgepakt bij haar armen.
[getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat het leek alsof [slachtoffer] in een roes leefde op het moment dat [slachtoffer] over het incident vertelde. Volgens [getuige 1] was [slachtoffer] na het incident niet meer de vrolijke enthousiaste meid zoals voorheen en was [slachtoffer] lichamelijk wel aanwezig, maar mentaal niet. [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] erg angstig was en dat zij niet meer over straat durfde te lopen. De rechtbank is van oordeel dat de door deze getuigen waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer] aansluit bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard dat haar is overkomen.
De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door het digitaal onderzoek dat is verricht aan de telefoons van verdachte, [medeverdachte] en [naam 2] (een vriend van verdachte). Zo heeft [medeverdachte] op die avond van het feestje op 13 september 2020 om 01:46 uur naar verdachte en [naam 1] een Whatsappbericht gestuurd dat luidde: “Kom naar de kamer”. Deze Whatsappberichten ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] , omdat de berichten gelet op het tijdstip waarop zij zijn verstuurd precies passen binnen het tijdsbestek dat [slachtoffer] , verdachte en [medeverdachte] volgens haar verklaring in de slaapkamer zijn geweest.
Verder blijkt uit een Whatsappgesprek tussen [medeverdachte] en [naam 2] op 18 september 2020 dat [medeverdachte] naar [naam 2] heeft gestuurd: “Gaat meer om [verdachte] daar is het gewoon mis gegaan die boy is te gretig maar goed ik vertel je wel over de phone een keer”. [medeverdachte] heeft hierover op zitting verklaard dat hij met “te gretig” bedoelde dat verdachte die avond met meerdere meisjes bezig was. In hetzelfde Whatsappgesprek stuurt [medeverdachte] echter een minuut later een screenshot van het Whatsappgesprek tussen [slachtoffer] en [naam 3] (ex-vriendin van [medeverdachte] ) waarin [slachtoffer] zegt dat ze weet dat verdachte ook bij haar naar binnen is gegaan zonder dat zij dat wilde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dus niet anders zijn dan dat [medeverdachte] met “het is misgegaan want [verdachte] was te gretig” heeft bedoeld dat het is mis gegaan omdat verdachte ook seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] terwijl zij dit niet wilde, en het bericht dus moet worden uitgelegd in de context van de tenlastegelegde verkrachting. Dit appbericht strookt dan ook niet met de verklaring van verdachte dat sprake was van vrijwillige seks en een één-op-één situatie met [slachtoffer] , maar ondersteunt juist de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte meerdere malen de slaapkamer in kwam, graag seks met haar wilde en haar uiteindelijk ook heeft gepenetreerd terwijl zij dat niet wilde.
Tot slot heeft verdachte op 17 september 2020 een Whatsappbericht naar [naam 2] gestuurd dat luidde: “Zaterdag gaven wij ploegdienst aan en meid zonder te forceren en nu zegt ze dat ze verkracht is”, waarop [naam 2] antwoordde: “Dus jullie hebben die [slachtoffer] geploegd?”. Ook blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte] deel uitmaakte van de Whatsappgroep ‘ [groepsnaam] ’. In deze groep werd op diezelfde dag een aantal screenshots gestuurd van het Facebook-gesprek tussen [slachtoffer] en [naam 3] waarin [slachtoffer] verklaart wat haar is overkomen. Bij die screenshots werd door [medeverdachte] de opmerking gemaakt dat er een probleem is. Vervolgens werd op 19 september 2020 in deze groep gestuurd: “Vanaf nu gelden de volgende regels: 1. Nee is nee, 2. Geen ploege, 3. Geen vriendinnen van elkaar, 4. Geen competitie”. Uit deze Whatsappberichten leidt de rechtbank af dat de seks met [slachtoffer] “een probleem” heeft opgeleverd, waarna er nieuwe regels zijn opgesteld die vanaf toen – 19 september 2020 – golden. Deze regels, waaronder “nee is nee” en “geen ploege” golden dus kennelijk daarvoor niet. Ook deze Whatsappberichten sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij op 13 september seks had met twee personen op hetzelfde moment en dat zij dat niet wilde. Er was dus geen sprake van twee separate één-op-één situaties, zoals door verdachte en [medeverdachte] is verklaard.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] seks had met [medeverdachte] , maar dat op enig moment, zonder dat zij dat wist, niet [medeverdachte] maar verdachte haar van achteren aan het penetreren was. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer] stevig bij haar armen vastgepakt en heeft hij haar gedwongen om hem te pijpen. Terwijl [slachtoffer] [medeverdachte] aan het pijpen was, werd zij door verdachte bij haar heupen vastgepakt en opnieuw van achteren vaginaal gepenetreerd door verdachte.
Dwang?
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of kan worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben gedwongen om deze seksuele handelingen te ondergaan en haar dus hebben verkracht. Van dwang – in de zin van het in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dwingen – kan sprake zijn als een slachtoffer zich redelijkerwijs niet tegen een onverhoeds (onverwachts) handelen van verdachte heeft kunnen verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben gedwongen om bovenstaande seksuele handelingen te ondergaan. [medeverdachte] had seks met [slachtoffer] in de positie
doggy style, waarna er onverhoeds - en aanvankelijk ongezien - een wisseling plaatsvond tussen [medeverdachte] en verdachte. Vanaf dat moment had verdachte seks met [slachtoffer] in dezelfde positie. Door die onverhoedse wisseling is [slachtoffer] in de situatie gebracht dat zij tegen de penetratie van verdachte geen weerstand kon bieden, omdat zij niet wist dat zij door verdachte werd gepenetreerd. Hierdoor heeft zij tegen haar wil in seks gehad met verdachte. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer] stevig vastgepakt bij haar armen en heeft verdachte [slachtoffer] vastgepakt bij haar heupen. Hierdoor is [slachtoffer] gedwongen om [medeverdachte] te pijpen en is zij gedwongen om opnieuw de penetratie door verdachte te ondergaan.
Medeplegen
Medeplegen kan bewezen worden verklaard, indien vast is komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op het moment dat [medeverdachte] seks had met [slachtoffer] heeft hij verdachte via WhatsApp een berichtje gestuurd met de opdracht naar de kamer te komen. Verdachte heeft aan dit bericht gehoor gegeven en is de slaapkamer binnengekomen. Vervolgens is [medeverdachte] voor verdachte aan de kant gegaan, zodat verdachte seks kon hebben met [slachtoffer] terwijl zij dit niet wist. Hierna hebben beide verdachten [slachtoffer] vastgepakt: [medeverdachte] bij haar armen en verdachte bij haar heupen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij de verkrachting van [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] .