ECLI:NL:RBZWB:2024:2183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
02-172836-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting in vereniging met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte is beschuldigd van verkrachting in vereniging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die betrekking had op de verkrachting van een slachtoffer op 13 september 2020, wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar, ondersteund door diverse bewijsmiddelen, waaronder forensisch bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en kende een schadevergoeding van € 5.000,00 toe aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-172836-21
vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. W.M.L. van Koningsveld, advocaat te Oss

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verkracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Ook kan worden bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verklaring van [slachtoffer] is niet betrouwbaar en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] op 13 september 2020 op uitnodiging van [medeverdachte] naar een huisfeestje in [plaats] is gegaan. Verdachte en [medeverdachte] waren ook op dit huisfeestje aanwezig. Verdachte en [medeverdachte] hebben die nacht beiden seks gehad met [slachtoffer] in de slaapkamer van de woning waar het feestje plaatsvond.
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachten over deze seksuele contacten lopen uiteen: [slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat zij vrijwillig seks had met [medeverdachte] in de slaapkamer, maar dat zij op enig moment omkeek en zag dat niet [medeverdachte] maar verdachte haar van achteren aan het penetreren was. Omdat zij dit niet wilde, heeft zij zich omgedraaid waardoor de penetratie met verdachte stopte. Vervolgens heeft [medeverdachte] tegen [slachtoffer] gezegd “Laat hem nou”, “Hij wil heel even” en “Laat hem maar even” en [slachtoffer] stevig bij haar armen vastgepakt, waarna hij haar heeft gedwongen om hem te pijpen. Terwijl [slachtoffer] [medeverdachte] aan het pijpen was, werd zij door verdachte bij haar heupen vastgepakt en opnieuw van achteren vaginaal gepenetreerd door hem. Volgens verdachte en [medeverdachte] hebben zij beiden op verschillende momenten in die nacht en afzonderlijk van en na elkaar seks gehad met [slachtoffer] , en was deze seks vrijwillig.
Gelet op de uiteenlopende verklaringen dient de rechtbank allereerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te beoordelen en vervolgens te bepalen of er voor de verklaring van [slachtoffer] voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over zowel de omstandigheden rondom de seksuele handelingen als over die seksuele handelingen zelf. Ook heeft [slachtoffer] meerdere keren verklaard dat zij het moeilijk vond om aangifte te doen, omdat de seks met [medeverdachte] in het begin vrijwillig was. Dit blijkt ook uit de Whatsapp-berichten die zij destijds hierover heeft verstuurd. Gelet hierop komt de verklaring van [slachtoffer] authentiek op de rechtbank over. Verder wordt de verklaring van [slachtoffer] ook op andere punten ondersteund, zoals het Whatsappbericht van [medeverdachte] aan [naam 1] dat hij naar de kamer moet komen en de verklaring van [slachtoffer] dat [naam 1] op een later moment bij haar op de slaapkamer is geweest, naast haar is gaan liggen en haar heeft aangeraakt. Dit terwijl [slachtoffer] geen weet had van het betreffende Whatsappbericht. Bovendien is niet gebleken van een motief - zoals bijvoorbeeld wraak - om een valse aangifte te doen, juist ook omdat [slachtoffer] aanvankelijk geen aangifte tegen [medeverdachte] wilde doen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en acht die verklaring geloofwaardig en betrouwbaar.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] daarnaast voldoende steun in andere op zichzelf staande bewijsmiddelen.
Uit het forensisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] op 15 september 2020 blijkt dat zij blauwe plekken op beide bovenarmen en linker schouder had. Deze blauwe plekken zijn kort na het incident ook gezien door [getuige 1] , de leidinggevende van [slachtoffer] , en [getuige 2] , de vriendin van [slachtoffer] . Deze blauwe plekken ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] dat zij door [medeverdachte] stevig is vastgepakt bij haar armen.
[getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat het leek alsof [slachtoffer] in een roes leefde op het moment dat [slachtoffer] over het incident vertelde. Volgens [getuige 1] was [slachtoffer] na het incident niet meer de vrolijke enthousiaste meid zoals voorheen en was [slachtoffer] lichamelijk wel aanwezig, maar mentaal niet. [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] erg angstig was en dat zij niet meer over straat durfde te lopen. De rechtbank is van oordeel dat de door deze getuigen waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer] aansluit bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard dat haar is overkomen.
De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door het digitaal onderzoek dat is verricht aan de telefoons van verdachte, [medeverdachte] en [naam 2] (een vriend van verdachte). Zo heeft [medeverdachte] op die avond van het feestje op 13 september 2020 om 01:46 uur naar verdachte en [naam 1] een Whatsappbericht gestuurd dat luidde: “Kom naar de kamer”. Deze Whatsappberichten ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] , omdat de berichten gelet op het tijdstip waarop zij zijn verstuurd precies passen binnen het tijdsbestek dat [slachtoffer] , verdachte en [medeverdachte] volgens haar verklaring in de slaapkamer zijn geweest.
Verder blijkt uit een Whatsappgesprek tussen [medeverdachte] en [naam 2] op 18 september 2020 dat [medeverdachte] naar [naam 2] heeft gestuurd: “Gaat meer om [verdachte] daar is het gewoon mis gegaan die boy is te gretig maar goed ik vertel je wel over de phone een keer”. [medeverdachte] heeft hierover op zitting verklaard dat hij met “te gretig” bedoelde dat verdachte die avond met meerdere meisjes bezig was. In hetzelfde Whatsappgesprek stuurt [medeverdachte] echter een minuut later een screenshot van het Whatsappgesprek tussen [slachtoffer] en [naam 3] (ex-vriendin van [medeverdachte] ) waarin [slachtoffer] zegt dat ze weet dat verdachte ook bij haar naar binnen is gegaan zonder dat zij dat wilde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dus niet anders zijn dan dat [medeverdachte] met “het is misgegaan want [verdachte] was te gretig” heeft bedoeld dat het is mis gegaan omdat verdachte ook seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] terwijl zij dit niet wilde, en het bericht dus moet worden uitgelegd in de context van de tenlastegelegde verkrachting. Dit appbericht strookt dan ook niet met de verklaring van verdachte dat sprake was van vrijwillige seks en een één-op-één situatie met [slachtoffer] , maar ondersteunt juist de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte meerdere malen de slaapkamer in kwam, graag seks met haar wilde en haar uiteindelijk ook heeft gepenetreerd terwijl zij dat niet wilde.
Tot slot heeft verdachte op 17 september 2020 een Whatsappbericht naar [naam 2] gestuurd dat luidde: “Zaterdag gaven wij ploegdienst aan en meid zonder te forceren en nu zegt ze dat ze verkracht is”, waarop [naam 2] antwoordde: “Dus jullie hebben die [slachtoffer] geploegd?”. Ook blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte] deel uitmaakte van de Whatsappgroep ‘ [groepsnaam] ’. In deze groep werd op diezelfde dag een aantal screenshots gestuurd van het Facebook-gesprek tussen [slachtoffer] en [naam 3] waarin [slachtoffer] verklaart wat haar is overkomen. Bij die screenshots werd door [medeverdachte] de opmerking gemaakt dat er een probleem is. Vervolgens werd op 19 september 2020 in deze groep gestuurd: “Vanaf nu gelden de volgende regels: 1. Nee is nee, 2. Geen ploege, 3. Geen vriendinnen van elkaar, 4. Geen competitie”. Uit deze Whatsappberichten leidt de rechtbank af dat de seks met [slachtoffer] “een probleem” heeft opgeleverd, waarna er nieuwe regels zijn opgesteld die vanaf toen – 19 september 2020 – golden. Deze regels, waaronder “nee is nee” en “geen ploege” golden dus kennelijk daarvoor niet. Ook deze Whatsappberichten sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij op 13 september seks had met twee personen op hetzelfde moment en dat zij dat niet wilde. Er was dus geen sprake van twee separate één-op-één situaties, zoals door verdachte en [medeverdachte] is verklaard.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] seks had met [medeverdachte] , maar dat op enig moment, zonder dat zij dat wist, niet [medeverdachte] maar verdachte haar van achteren aan het penetreren was. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer] stevig bij haar armen vastgepakt en heeft hij haar gedwongen om hem te pijpen. Terwijl [slachtoffer] [medeverdachte] aan het pijpen was, werd zij door verdachte bij haar heupen vastgepakt en opnieuw van achteren vaginaal gepenetreerd door verdachte.
Dwang?
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of kan worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben gedwongen om deze seksuele handelingen te ondergaan en haar dus hebben verkracht. Van dwang – in de zin van het in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dwingen – kan sprake zijn als een slachtoffer zich redelijkerwijs niet tegen een onverhoeds (onverwachts) handelen van verdachte heeft kunnen verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben gedwongen om bovenstaande seksuele handelingen te ondergaan. [medeverdachte] had seks met [slachtoffer] in de positie
doggy style, waarna er onverhoeds - en aanvankelijk ongezien - een wisseling plaatsvond tussen [medeverdachte] en verdachte. Vanaf dat moment had verdachte seks met [slachtoffer] in dezelfde positie. Door die onverhoedse wisseling is [slachtoffer] in de situatie gebracht dat zij tegen de penetratie van verdachte geen weerstand kon bieden, omdat zij niet wist dat zij door verdachte werd gepenetreerd. Hierdoor heeft zij tegen haar wil in seks gehad met verdachte. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer] stevig vastgepakt bij haar armen en heeft verdachte [slachtoffer] vastgepakt bij haar heupen. Hierdoor is [slachtoffer] gedwongen om [medeverdachte] te pijpen en is zij gedwongen om opnieuw de penetratie door verdachte te ondergaan.
Medeplegen
Medeplegen kan bewezen worden verklaard, indien vast is komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op het moment dat [medeverdachte] seks had met [slachtoffer] heeft hij verdachte via WhatsApp een berichtje gestuurd met de opdracht naar de kamer te komen. Verdachte heeft aan dit bericht gehoor gegeven en is de slaapkamer binnengekomen. Vervolgens is [medeverdachte] voor verdachte aan de kant gegaan, zodat verdachte seks kon hebben met [slachtoffer] terwijl zij dit niet wist. Hierna hebben beide verdachten [slachtoffer] vastgepakt: [medeverdachte] bij haar armen en verdachte bij haar heupen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij de verkrachting van [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 september 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers hebben verdachte en zijn mededader
- hun penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld en die feitelijkheden hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] stevig hebben vastgepakt en
- onverhoeds en van achteren hun penis in de vagina van die [slachtoffer] hebben geduwd en
- het hoofd van die [slachtoffer] richting de penis van verdachte en/of zijn mededader hebben geduwd en
- een numeriek en fysiek overwicht op die [slachtoffer] hebben gehad en aldus voor die [slachtoffer] een ongelijkwaardige en bedreigende situatie hebben doen ontstaan waaraan of waardoor die [slachtoffer] zich niet kon verzetten tegen en/of kon onttrekken aan eerdergenoemde seksuele handelingen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft werk en is vader van twee kinderen. Zijn gezin en verschillende familieleden van verdachte die in [land] wonen zijn afhankelijk van de inkomsten van verdachte. Ook zal een veroordeling invloed hebben op de verblijfsstatus van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Op uitnodiging van [medeverdachte] is [slachtoffer] op zaterdagavond 12 september 2020 samen met een vriendin naar een huisfeestje in [plaats] gegaan. Wat een gezellige avond had moeten worden, kende echter een totaal andere afloop.
Op enig moment werd tijdens die avond duidelijk dat [slachtoffer] en [medeverdachte] interesse in elkaar hadden en seks met elkaar wilden. Op het moment dat zij seks hadden, heeft [medeverdachte] bewust met verdachte van positie gewisseld zonder dat [slachtoffer] dit wist of wilde. Ook hebben verdachte en [medeverdachte] haar toen gedwongen om [medeverdachte] te pijpen en opnieuw de penetratie van verdachte te ondergaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting in vereniging. Dit is een ernstig strafbaar feit en de rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [medeverdachte] bij [slachtoffer] had gewekt. Door onverhoeds te wisselen met [medeverdachte] heeft [slachtoffer] seks gehad met verdachte, terwijl zij dit niet wist en ook niet wilde. [slachtoffer] had er uiteraard niet op bedacht hoeven te zijn dat er zonder haar toestemming een wisseling van sekspartner plaatsvond. Toen [slachtoffer] dat ontdekte en ertegen protesteerde, is verdachte niet gestopt met de seksuele handelingen, maar is hij – samen met [medeverdachte] – juist doorgegaan met de verkrachting van [slachtoffer] door haar vast te pakken waarna zij opnieuw seksuele handelingen moest ondergaan.
Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig geschonden. In zijn algemeenheid is verkrachting een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. Dat de gedragingen van verdachte een enorme impact op [slachtoffer] hebben gehad blijkt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer] kampt met PTSS-klachten, heeft EMDR-therapie gevolgd en heeft veel last gehad van spanningen. Ter zitting bleek bovendien dat [slachtoffer] niet op de hoogte was van de uitnodiging die [medeverdachte] vanuit de slaapkamer aan verdachte en [naam 1] had gestuurd. Ook dit was een schokkende ervaring voor haar: zij realiseerde zich pas ter zitting dat er sprake was van een vooropgezet plan.
Verder weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Verdachte lijkt niet te beseffen dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Zelfs op zitting heeft verdachte geen schuldbewustzijn getoond. De rechtbank heeft daarnaast geconstateerd dat verdachte [slachtoffer] nog meer beschadigt door onder meer herhaaldelijk te zeggen dat de seks vrijwillig was en dat zij seks met meerdere mannen wilde. Deze proceshouding draagt niet bij aan het herstel van [slachtoffer] . Bovendien kan de rechtbank zich gelet op de Whatsappberichten in het dossier niet aan de indruk onttrekken dat verdachte slechts oog heeft voor zijn eigen seksuele behoeften en daarbij geen rekening houdt met de belangen en gevoelens van anderen. Gelet hierop zal zij een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, om hem te stimuleren zich in de toekomst te weerhouden van dit soort feiten.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan.
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij voor verkrachting met een beperkte mate van dwang in beginsel wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van 24 maanden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.500,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het bewezenverklaarde op zeer grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zij had lichamelijk letsel, namelijk blauwe plekken op beide bovenarmen en linker schouder. Daarnaast heeft [slachtoffer] voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het toegewezen bedrag met ingang van de datum waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Schadevergoedingsmaatregel
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 36f, 242, 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van verkrachting

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 60 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 april 2024.
Mr. J. van Riet is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.