ECLI:NL:RBZWB:2024:2177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
02-005795-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld tegen politieagenten na onvoldoende bewijs van significante bijdrage

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld tegen politieagenten. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 24 juli 2021, waarbij de verdachte samen met anderen op straat stenen zou hebben gegooid naar de politie. Tijdens de zitting op 20 maart 2024 hebben zowel de officier van justitie, mr. J. Peerboom, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte een wezenlijke rol had gespeeld in het openlijk geweld. De verdediging stelde dat de verdachte niet met stenen had gegooid, maar enkel beledigingen had geuit en geen opzet had gehad op geweld tegen de agenten.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Het bleek dat na een melding van geluidsoverlast, politieagenten naar een woning waren gegaan waar een feest plaatsvond. De jongeren, waaronder de verdachte, gaven geen gehoor aan de vorderingen van de politie om naar huis te gaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte recalcitrant was en had gescholden naar de agenten, maar dat er geen bewijs was dat hij daadwerkelijk stenen had gegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan het geweld en sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit.

Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J. Bergen, en de rechters mr. M.A.E. Dekker en mr. H. Skalonjic, in aanwezigheid van griffier mr. A.J. Moggré-Hengst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen, en heeft daarom besloten tot vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-005795-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. M.V. de Nooijer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op 24 juli 2021 in [plaats] op straat stenen heeft gegooid naar de politie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte een wezenlijke en significante rol heeft geleverd aan het openlijk geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft niet met stenen gegooid, hij heeft wel beledigingen geuit. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het plegen van de ten laste gelegde geweldshandeling tegen de agenten. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat op 24 juli 2021 na sluitingstijd van een café een feest in een woning in [plaats] plaatsvond. In die tijd waren er coronamaatregelen van kracht. Na een melding van geluidsoverlast zijn politieagenten naar de woning gegaan en moest iedereen de woning verlaten. Vervolgens stonden alle jongeren op straat. De politie heeft hen gevorderd naar huis te gaan. Daar gaven veel jongeren geen gehoor aan. Op enig moment werd een verbalisant op zijn veiligheidsvest geraakt door een voorwerp, mogelijk een steen. Op dat moment is versterking opgeroepen. Toen de versterking ter plaatse was, zijn de jongeren in een bepaalde richting gedirigeerd. Uit de processen-verbaal van bevindingen en de bodycambeelden van [verbalisant] blijkt dat sprake was van verschillende groepen jongeren die grotendeels, al dan niet met verbale weerstand, in de richting liepen die de agenten aangaven.
Uit de processen-verbaal van bevindingen en uit de verklaring van verdachte zelf komt naar voren dat verdachte recalcitrant was en naar de politieagenten heeft gescholden. Verdachte is aangehouden nadat hij had gescholden.
De rechtbank overweegt dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is als een betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld moet worden of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op de bodycambeelden is te zien dat geen sprake is van een groep jongeren die als één geheel optrekt en handelt. Her en der lopen groepjes jongeren op straat, waarvan de meeste rustig de kant oplopen waarin ze door de politieagenten worden gedirigeerd. Enkele jongeren zijn opstandig, luisteren niet en schelden, waaronder verdachte. Vlak voor het moment dat verdachte wordt aangehouden om 02:56 uur blijkt niet van het gooien met stenen in de richting van de politie. Ook blijkt niet dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep personen die al bij de woning iets gooide naar de verbalisant met de bodycam. Toen op een later moment op een andere locatie met stenen werd gegooid naar de politie was verdachte al aangehouden. Gelet op deze feiten en omstandigheden en op de handelingen van verdachte die avond, is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat verdachte een voldoende wezenlijke of significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het feit heeft begaan, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2024.
Mr. Dekker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.