ECLI:NL:RBZWB:2024:2175

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
02-005791-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld tegen politieagenten na onvoldoende bewijs van significante bijdrage

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft openlijk geweld tegen politieagenten, gepleegd op 24 juli 2021 in [plaats]. De verdachte werd beschuldigd van het gooien van stenen naar de politie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het geweld had geleverd. Tijdens de zitting op 20 maart 2024 hebben zowel de officier van justitie, mr. J. Peerboom, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie vorderde vrijspraak, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet betrokken was bij de gewelddadige handelingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op het moment van de geweldpleging al was aangehouden en dat er geen bewijs was dat hij deel uitmaakte van de groep die stenen gooide. De rechtbank benadrukte dat enkel aanwezig zijn in een groep die geweld pleegt niet voldoende is om iemand als dader aan te merken. De beslissing om de verdachte vrij te spreken werd genomen op basis van het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-005791-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op 24 juli 2021 in [plaats] op straat stenen heeft gegooid naar de politie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de omstandigheid dat uit het dossier niet blijkt vanuit welke groep personen stenen zijn gegooid en of verdachte deel uit maakte van die groep. Verdachte was al aangehouden op het moment dat er stenen werden gegooid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat op 24 juli 2021 na sluitingstijd van een café een feest in een woning in [plaats] plaatsvond. In die tijd waren er coronamaatregelen van kracht. Na een melding van geluidsoverlast zijn politieagenten naar de woning gegaan en moest iedereen de woning verlaten. Vervolgens stonden alle jongeren op straat. De politie heeft hen gevorderd naar huis te gaan. Daar gaven veel jongeren geen gehoor aan. Op enig moment werd een verbalisant op zijn veiligheidsvest geraakt door een voorwerp, mogelijk een steen. Op dat moment is versterking opgeroepen. Toen de versterking ter plaatse was, zijn de jongeren in een bepaalde richting gedirigeerd. Uit de processen-verbaal van bevindingen en de bodycambeelden van [verbalisant] blijkt dat sprake was van verschillende groepen jongeren die, al dan niet met verbale weerstand, in de richting liepen die de agenten aangaven.
Verdachte is op enig moment op de bodycambeelden te zien. Hij gaat in discussie met de agenten, die in linie lopen, en luistert herhaaldelijk niet als hem wordt gezegd door te lopen. Hij wordt daarop geslagen met een wapenstok. Uit de processen-verbaal van bevindingen en uit de verklaring van verdachte zelf komt naar voren dat verdachte met zijn hand op een verkeersbord heeft geslagen. Verdachte is aangehouden nadat hij had gescholden en op het verkeersbord had geslagen.
De rechtbank overweegt dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is als een betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld moet worden of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op de bodycambeelden is te zien dat geen sprake is van een groep jongeren die als één geheel optrekt en handelt. Her en der lopen groepjes jongeren op straat, waarvan de meeste rustig de kant oplopen waarin ze door de politieagenten worden gedirigeerd. Enkele jongeren zijn opstandig, luisteren niet en schelden, waaronder verdachte. Vlak voor het moment dat verdachte wordt aangehouden om 03:03 uur blijkt niet van het gooien met stenen in de richting van de politie. Ook blijkt niet dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep personen die al bij de woning iets gooide naar de verbalisant met de bodycam. Toen op een later moment op een andere locatie met stenen werd gegooid naar de politie was verdachte al aangehouden. Gelet op deze feiten en omstandigheden en op de handelingen van verdachte die avond, is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat verdachte een voldoende wezenlijke of significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het feit heeft begaan, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2024.
Mr. Dekker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.