9.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan het in zaak C onder 5 tenlastegelegde feit;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
zaak A
feit 1:Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Medeplegen van mishandeling;
feit 3:Mishandeling;
zaak B
feit 1:Diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:Eenvoudige belediging;
feit 4:Mishandeling;
zaak C
feit 1:Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 2:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4:Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
zaak D
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
* verdachte tijdens de proeftijd moet meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, wanneer en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* verdachte tijdens de proeftijd moet meewerken aan hulpverlening van Stichting [zorgorganisatie 2] en de aan hem geboden nazorg van ‘ [zorgorganisatie 1] ’ te [plaats] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* verdachte tijdens de proeftijd moet meewerken aan het behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing en stage;
* verdachte tijdens de proeftijd actief moet meewerken aan het verkrijgen èn behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft hierbij opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 140 (honderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
70 (zeventig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 3](zaak A, feit 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 270,00 (tweehonderdzeventig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3]
(zaak A, feit 3), € 270,00 (tweehonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 3 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 7](zaak B, feit 2 en 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 500,00 (vijfhonderd euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 270,00 (tweehonderdzeventig euro);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 7]
(zaak B, feit 2 en 3), € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 10 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 4](zaak C, feit 1 en 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
1 april 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte, evenals de mededader, hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4]
(feit 1 en 2), € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 1 april 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte, evenals de mededader, hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte of de mededader de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.A.H. Kempen en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 april 2024.
Mr. De Beer en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.