ECLI:NL:RBZWB:2024:2148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
22/2935
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag coronasteun door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor coronasteun beoordeeld. Eiseres had op 11 december 2020 een aanvraag ingediend voor financiële steun ter compensatie van geleden schade door coronamaatregelen, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel. Eiseres had eerder een gedeeltelijke tegemoetkoming ontvangen, maar het college concludeert dat zij over voldoende eigen middelen beschikt om haar voortbestaan te garanderen. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag niet in lijn was met de leidraad voor coronasteun die op 8 december 2020 was vastgesteld. Eiseres heeft ook geen recht op dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar, omdat haar ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor subsidie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2935 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.L.J.M. van Grinsven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 5 april 2022 inzake de afwijzing van de aanvraag voor steun in de financiële geleden schade als gevolg van de coronamaatregelen.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] en [naam 2] , de gemachtigde van eiseres samen met mr. E. Huisman en namens het college mr. A.J.M. van den Biggelaar.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar waarin de afwijzing van de aanvraag in stand is gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eiseres heeft op 11 december 2020 een aanvraag ingediend voor coronasteun met de hoogte van € 53.202,46, vanwege de extra kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de coronamaatregelen.
4.2
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 9 maart 2021 afgewezen, maar heeft wel een financiële tegemoetkoming van € 9.832,26 toegekend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 20 april 2021.
4.3
De commissie voor de bezwaarschriften heeft op 24 februari 2022 geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
4.4
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
In welk kader is de steun gevraagd?
5 Op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het instellen van weekmarkten. De bevoegdheid om markten te organiseren kan daarom een publieke taak zijn die het college toevalt. Om meerdere redenen, waaronder – voor beide partijen – financiële redenen, hebben het college en eiseres in 2016 overeengekomen om de weekmarkt zelfstandig te laten organiseren door eiseres. Hiertoe hebben ze een bruikleenovereenkomst gesloten. Dit houdt in dat eiseres belast is met het vaststellen van de marktgelden, het incasseren daarvan en het feitelijk organiseren van de markt. Het organiseren van de weekmarkt is daarmee in handen gekomen van eiseres, een privaatrechtelijke rechtspersoon. In beginsel ontvangt eiseres in het kader van de uitvoering van deze taak geen financiële bijdrage van het college; zij financiert haar werkzaamheden uit de ontvangen marktgelden.
De door eiseres gevraagde – en voor een deel ook verleende – steun, wordt door beide partijen dan ook niet in het kader geplaatst van de tussen partijen geldende overeenkomst maar in het kader van de – in algemene zin – door het college aan instellingen en ondernemers in de gemeente te verlenen steun ter compensatie van financieel nadeel ten gevolge van beperkingen door coronamaatregelen.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het kader publiekrechtelijk van aard is, zodat zij bevoegd is een oordeel te vellen over de vraag of het college de steun kon afwijzen.
Subsidie?
6.1
In de covid-pandemie zijn diverse maatregelen getroffen door overheden ter voorkoming van verspreiding van het coronavirus. Eén van die maatregelen betrof de sluiting van winkels en marktkramen die non-food verkopen. Eiseres heeft als organisator van de markt schade geleden als gevolg van het missen van marktgelden en andere kosten. Eiseres heeft bij het college verzocht om steun ter compensatie van de geleden schade.
6.2
Het college heeft met de brief van 19 mei 2020 aan eiseres kenbaar gemaakt dat besloten is om de kosten die zijn geleden wegens het niet kunnen innen van marktgelden aan eiseres te vergoeden. Het college heeft vastgesteld dat eiseres een totale inkomstenderving heeft geleden van € 16.700,40 en voor dat bedrag een vergoeding in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast heeft het college gesteld dat de overige door eiseres gemaakte kosten niet geheel voor rekening van eiseres kunnen komen. Het college zal contact opnemen met eiseres om de hoogte te bepalen.
6.3
Een bestuursorgaan kan een rechtspersoon ondersteunen door middel van subsidie. Een subsidie is een aanspraak op middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. [1] Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. [2]
6.4
De gemeenteraad heeft de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg (geldend van 1 januari 2017 tot en met 12 oktober 2023) (hierna: subsidieverordening) vastgesteld. Op grond van de subsidieverordening is het college bevoegd om besluiten te verlenen van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en de door de raad vastgestelde beleidskaders. [3] Ten tijde van de brief van 19 mei 2020 was nog geen beleidsregel vastgesteld voor het toekennen van steun naar aanleiding van de geleden schade als gevolg van de coronamaatregelen. Er waren dus nog geen concrete criteria vastgesteld voor het toekennen van steun. Dit betekent dat destijds geen uitwerking van de wettelijke basis bestond voor het college voor het toekennen van een dergelijke subsidie.
6.5
Het college heeft op 8 december 2020 een leidraad vastgesteld voor het integraal behandelen van verzoeken om coronasteun (hierna: leidraad). Vanaf dat moment bestond de hiervoor bedoelde uitwerking van de wettelijke basis. . Eiseres heeft in opvolging van de brief van 19 mei 2020 op 11 december 2020 een aanvraag ingediend voor steun voor de extra gemaakte kosten en gederfde inkomsten, omdat zij de verwachting had alle kosten vergoed te krijgen.
6.6
Het college heeft het verzoek om subsidie afgewezen omdat de aanvraag niet in lijn met de leidraad zou zijn. Eiseres beschikt volgens het college over voldoende eigen middelen en reserves om haar voortbestaan te garanderen. Het college heeft daarnaast in de brief vastgesteld dat uit de gesprekken tussen partijen en uit de brieven van eiseres blijkt dat bij eiseres blijkbaar het vertrouwen is ontstaan dat zij (nogmaals) een tegemoetkoming zou ontvangen voor de gederfde inkomsten en gemaakte kosten. Uit coulance heeft het college een financiële tegemoetkoming toegekend van € 9.832,26.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag niet in lijn met de leidraad is omdat eiseres over voldoende eigen middelen en reserves beschikt. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het college heeft de aanvraag voor subsidieverlening dan ook in beginsel kunnen afwijzen.
Vertrouwensbeginsel
7.1
Eiseres is echter van mening dat er zich omstandigheden voordoen, die ertoe nopen dat toch de aangevraagde steun (volledig) wordt toegekend. Volgens eiseres is namelijk het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de volledige bedrag aan gederfde inkomsten en gemaakte kosten aan eiseres zou worden toegekend.
7.2
Wanneer een overheidsorgaan jegens de burger het vertrouwen wekt dat het van zijn bevoegdheden op een bepaalde, voor die burger gunstige, wijze gebruik zal maken, is dit overheidsorgaan onder omstandigheden gehouden om in overeenstemming met het opgewekte vertrouwen te handelen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft geoordeeld dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. [4]
7.3
Het college heeft middels de brief van 19 mei 2022 toegezegd dat de overige gemaakte kosten niet geheel voor de rekening van eiseres kunnen komen. Het college heeft daarmee de verwachting gewekt dat ten minste een deel van de kosten niet voor de rekening van eiseres blijven. Daaruit volgt ook dat een deel van de kosten niet door het college zou worden vergoed.
De toezegging is niet concreet ten aanzien van de vraag welk deel van de kosten wel voor vergoeding in aanmerking zou komen. Omdat het college al een betaling heeft gedaan en niet kan worden geoordeeld dat deze betaling lager is dan eiseres op basis van de brief van 19 mei 2022 kon verwachten, kan de rechtbank niet oordelen dat toezeggingen zijn gedaan die het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hogere kosten dan de reeds betaalde (coulance)betaling aan eiseres zouden worden vergoed. Daarnaast zijn naar het oordeel van de rechtbank geen andere uitlatingen gedaan door het college waaruit kan worden afgeleid dat een ander gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij eiseres.
Gelijkheidsbeginsel
8.1
Eiseres heeft voorts betoogd dat andere rechtspersonen, in afwijking van de leidraad, wel steun hebben ontvangen naar aanleiding van de gemaakte kosten als gevolg van de coronamaatregelen. Door het college is namelijk een besluit genomen ter afhandeling van het Steunverzoek [naam 3] op 5 januari 2021. Op 21 september 2020 is kennelijk een motie aangenomen. [naam 3] heeft op 20 oktober 2020 een subsidieverzoek ingediend. Er moet met andere ondernemers zijn gesproken over een vorm van financiële steun. Uit het betoog van het college blijkt dat tientallen aanvragen om coronasteun zijn ingediend vóór de vaststelling van de leidraad en dat hiervan vier aanvragen zijn aangehouden en afgehandeld ná de vaststelling van de leidraad. De aanvraag van [naam 3] is kennelijk niet aangehouden en vóór de vaststelling van de leidraad toegekend. Hierdoor wordt eiseres ongelijk behandeld.
8.2
De rechtbank stelt vast dat uit het besluit van 5 januari 2021 is af te leiden dat aan [naam 3] een eenmalige subsidie als gevolg van financiële nadelen door corona met een hoogte van € 36.200,- is toegekend. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat de aanvraag van [naam 3] niet in lijn met de leidraad is toegekend. Er kan met name niet worden vastgesteld dat [naam 3] , net als eiseres, beschikte over voldoende eigen middelen en reserves om haar voortbestaan te garanderen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het bestreden besluit geen strijd met het gelijkheidsbeginsel oplevert.
Overschrijding beslistermijn
9.1
Eiseres heeft tot slot gesteld dat zij recht heeft op een vergoeding van de verbeurde dwangsommen van € 1.442,-, wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college.
9.2
Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
9.3
Eiseres heeft op 20 april 2021bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 maart 2021. Het college heeft de beslistermijn met de brief van 23 april 2021 met zes weken verdaagd. Het college heeft het beslistermijn met de brief van 4 mei 2021 eiseres de gelegenheid geboden om uiterlijk 16 juli 2021 haar gronden van bezwaar kenbaar te maken en de termijn voor het indienen van de gronden opgeschort, tot de dag waarop de gronden zijn ontvangen of de dag waarop de gronden hadden moeten zijn ontvangen. Eiseres heeft haar bezwaargronden ingediend op 4 augustus 2021. De termijn voor het indienen van de gronden was opgeschort tot 16 juli 2021, aangezien het college dan de gronden van bezwaar had moeten ontvangen. De beslistermijn van het college liep daarmee af op 23 september 2021.
9.4
Eiseres heeft het college op 2 september 2021 in gebreke gesteld. De ingebrekestelling was daarmee prematuur. Nu eiseres, na afloop van de beslistermijn geen geldige ingebrekestelling heeft ingediend bij het college, is het college geen dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar verschuldigd aan eiseres.

Conclusie en gevolgen

10 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de aanvraag voor subsidie voor de geleden kosten naar aanleiding van de coronamaatregelen heeft kunnen afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 9 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4.17 van de Awb
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, docht voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
[…]
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Artikel 4.21, eerste lid, van de Awb
Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan de betaling van aan het bestuursorgaan aangeleverde goederen of diensten.
Artikel 4.23, eerste lid, van de Awb
Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Gemeentewet
Artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet
Het college is in ieder geval bevoegd jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.
Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg (geldend van 1 januari 2017 tot en met 12 oktober 2023)
Artikel 3 van de subsidieverordening
1. Het college is bevoegd te besluiten over het verlenen van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en de door de raad vastgestelde beleidskaders en - indien de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. Het college is bevoegd om beleidsregels vast te stellen en om voorwaarden aan de subsidiebeschikking te verbinden.
3. Subsidie kan verleend worden aan rechtspersonen en aan natuurlijke personen.

Voetnoten

1.Artikel 4.21, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 4.23, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 3, eerste lid, van de subsidieverordening.
4.Afdeling 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1239.