ECLI:NL:RBZWB:2024:2123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
02/136386-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en witwassen door meerdere personen met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen en witwassen van goederen. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen op 30 november 2023 en 20 maart 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie, mr. K. Weijers, heeft de verdenking tegen de verdachte uiteengezet, die onder andere inhield dat hij op 2 juni 2023 samen met anderen producten heeft gestolen bij twee Jumbo filialen en een Lidl in Vlissingen, en dat hij in de periode van 16 februari 2023 tot en met 2 juni 2023 betrokken was bij het witwassen van gestolen goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen en het witwassen. De verdachte had een actieve rol in de diefstallen, onder andere door het besturen van de auto waarin de gestolen goederen werden vervoerd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen en het witwassen van de goederen, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 weken op, met verbeurdverklaring van een auto en een geldbedrag van € 665,-.

De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten op geraffineerde wijze te werk gingen en dat de diefstallen in georganiseerd verband plaatsvonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad in Nederland, maar eerdere veroordelingen in Duitsland en Spanje. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 9 weken, passend bij de gepleegde feiten en in lijn met de straffen die aan medeverdachten waren opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/136386-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
wonende te [woonadres] ([land])
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 30 november 2023 en 20 maart 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw
mr. A. Petrescu. De officier van justitie, mr. K. Weijers, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op 2 juni 2023 samen met een ander producten heeft gestolen bij twee Jumbo filialen en een Lidl filiaal te Vlissingen;
feit 2: in de periode van 16 februari 2023 tot en met 2 juni 2023 samen met een ander een grote hoeveelheid gestolen producten heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 juni 2023 tezamen en in vereniging met anderen drie diefstallen heeft gepleegd. Verdachte had een rol in de voorbereiding en afhandeling van de delicten, omdat hij de Citroën C3 heeft bestuurd. Ook is zijn aanwezigheid in de Jumbo en Lidl van belang. Tevens acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen op 2 juni 2023. Verdachte verbleef die dag op de camping in Yerseke waar gestolen goederen in de caravan lagen en hij was bestuurder van de auto waar gestolen goederen in lagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde diefstallen. Verdachte is niet betrokken geweest bij de diefstallen bij de Jumbo en onduidelijk is of en zo ja, welke goederen er bij de Lidl zijn weggenomen. Ten aanzien van het witwassen wordt primair ook vrijspraak bepleit, omdat niet blijkt van de aanwezigheid of betrokkenheid van verdachte in de periode 16 februari 2023 tot 2 juni 2023. Bovendien is onduidelijk welke goederen er zouden zijn witgewassen. Subsidiair is de verdediging van mening - kort samengevat - dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, dan wel moet worden vrijgesproken voor de in de Citroën C3 aangetroffen goederen op 2 juni 2023, aangezien er geen sprake is van omzetten, verhullen of verbergen van de onmiddellijk uit eigen misdrijf verkregen goederen en de vereiste wetenschap niet uit het dossier is af te leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte en de twee medeverdachten zijn in wisselende samenstelling bij de desbetreffende winkels naar binnen gegaan en zij hebben telkens alle gestolen goederen verzameld op de achterbank van de Citroën C3. Vast staat dat verdachte op 2 juni 2023 de bestuurder was van die Citroën C3. Bovendien is gezien dat de verdachte en de medeverdachten in twee auto’s van de [straat 1] naar de parkeerplaats aan de [straat 2] reden. Voor zover verdachte zelf niet bij een van de winkels binnen is geweest en/of daar daadwerkelijk zelf goederen heeft weggenomen, volgt uit het voorgaande dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten bij de diefstallen bij de Lidl en de twee Jumbo filialen in Vlissingen.
Feit 2
Vast staat dat er op 2 juni 2023 zowel in een stacaravan in Yerseke als in een door de verdachte bestuurde Citroën C3 in Vlissingen gestolen goederen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de goederen die in deze stacaravan zijn aangetroffen overweegt de rechtbank dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat verdachte de stacaravan op 2 juni 2023 bewoonde en (uit dien hoofde) wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat daar gestolen goederen lagen. Ook anderszins is dat niet gebleken. Hoewel de Citroën C3 waarin verdachte op 2 juni 2023 reed door getuigen op de camping is gezien en [medeverdachte] verklaart over twee mannen en een vrouw die op de camping verbleven, is niet vastgesteld dat verdachte die bewuste dag op de camping is geweest. Ook staat niet vast dat verdachte de eigenaar is van de Citroën C3. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken.
Voor wat betreft de goederen die op 2 juni 2023 in de Citroën C3 zijn aangetroffen, overweegt de rechtbank dat van een deel van die goederen vast is komen te staan dat verdachte en de medeverdachten die op diezelfde dag hebben gestolen. Deze goederen zijn onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig en om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen is het voldoende dat verdachte de goederen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen. Daarbij is sprake van eendaadse samenloop met de diefstallen van die goederen.
Ook ten aanzien van de goederen die op 2 juni 2023 in de kofferbak van de Citroën C3 zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat die afkomstig waren uit misdrijf. Verdachte bestuurde op 2 juni 2023 de Citroën C3 die werd gebruikt om van diefstal afkomstige goederen te vervoeren. De goederen in de kofferbak betreffen soortgelijke goederen als die welke zijn gestolen en zijn voorts, gelet op de aard en hoeveelheid, voor verdachte kenbaar van diefstal afkomstig. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte samen met zijn medeverdachten de goederen in de kofferbak heeft witgewassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op meerdere tijdstippen op 2 juni 2023 te Vlissingen,
tezamen en in vereniging met anderen,
- goederen/producten, die aan Jumbo gelegen aan de [adres 1], toebehoorden en
- goederen/producten, die aan Lidl gelegen aan de [adres 2], toebehoorden en
- goederen/producten, die aan Jumbo gelegen aan de [adres 3], toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 02 juni 2023 te Vlissingen tezamen en in vereniging met anderen een grote hoeveelheid producten/artikelen, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat deze voorwerpen geheel - onmiddellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijven;
en
op 02 juni 2023 te Vlissingen tezamen en in vereniging met anderen een grote hoeveelheid producten/artikelen, voorhanden heeft gehad en heeft verworven,
terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat deze voorwerpen geheel - onmiddellijk - afkomstig waren uit misdrijven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest. Deze eis is gebaseerd op de richtlijn mobiel banditisme, nu de handelwijze van verdachte en de medeverdachten als zodanig kan worden aangemerkt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, gelet op het verweer, primair geen straf op te leggen. Subsidiair wordt aangevoerd geen toepassing te geven aan de richtlijn mobiel banditisme, onder meer omdat die richtlijn in strijd is met artikel 7 van het EVRM. Bovendien heeft verdachte in Nederland een blanco strafblad. Verzocht wordt te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het reeds ondergane voorarrest, met aftrek, wat in lijn is met hetgeen als strafmaat in de zaken van de medeverdachten is gehanteerd, namelijk een gevangenisstraf van drie weken per diefstal.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen op één dag schuldig gemaakt aan drie diefstallen, waarbij een flinke hoeveelheid goederen is weggenomen, waaronder tandpasta, keukenmessen en diverse andere cosmetica en verzorgingsproducten. Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het witwassen van deels uit eigen misdrijf afkomstige goederen. Verdachte en de medeverdachten waren er kennelijk opuit om op een makkelijke manier snel geld te verdienen en hebben in korte tijd een flinke hoeveelheid goederen gestolen, waarbij de winkels aanzienlijke schade hebben geleden. De rechtbank acht strafverzwarend dat onderhavige strafbare feiten in georganiseerd verband zijn gepleegd, waarbij er op geraffineerde wijze goederen zijn weggenomen door deze met gebruik van een winkelmandje onder de kleding te stoppen. Bovendien vertegenwoordigen de goederen een aanzienlijke waarde. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte alleen voor betrokkenheid op 2 juni 2023 wordt veroordeeld en hij bij minder diefstallen betrokken is geweest dan de medeverdachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte in Nederland, waaruit blijkt dat hij hier niet eerder is veroordeeld. Uit het strafblad van verdachte in Duitsland van 6 juni 2023 en in Spanje van 12 juni 2023, blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen.
Voor het bepalen van de strafmodaliteit heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten gaan, ingeval van mobiel banditisme, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Hoewel onderhavige strafbare feiten in georganiseerd verband zijn gepleegd, gaat de rechtbank niet uit van mobiel banditisme. De bewezenverklaarde strafbare feiten zien weliswaar op meerdere momenten, maar het betreft een kort tijdsbestek waarin de feiten zijn gepleegd en op één dag, zodat niet kan worden gesproken van het veelvuldig plegen van strafbare feiten. Ook het strafblad van verdachte in Nederland en daarbuiten geeft geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van mobiel banditisme. Gelet op de oriëntatiepunten en de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, is de rechtbank alles afwegende van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen weken met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een personenauto en een geldbedrag van € 665,- zullen verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen personenauto is gebleken dat verdachte dit voorwerp geheel of ten dele ten eigen bate kon aanwenden. Verder is gebleken dat de feiten zijn begaan met behulp van deze auto. De auto is immers gebruikt om naar de winkels in Vlissingen te rijden en om vervolgens de gestolen goederen in op te slaan.
Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag, is de rechtbank van oordeel dat dit geld aan verdachte toebehoorde en dat verdachte dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten heeft verkregen. Immers, gelet op de hoeveelheid goederen die in de auto is aangetroffen en de handelwijze van verdachte en de medeverdachten kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag geheel of grotendeels afkomstig was uit de opbrengst van de door hem (mede) gepleegde strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57, 311, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd en
medeplegen van eenvoudig witwassen,
en
medeplegen van witwassen,
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1) 1 STK Personenauto [kenteken] (omschrijving: G2599308, geel, merk: Citroën C3, [chassisnummer])
2) 665 EUR IBN 03-06-2023 (omschrijving: G2612652)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. J. van Bergen en
mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2024.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.