ECLI:NL:RBZWB:2024:211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 21_5721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. De aanvraag werd door het UWV afgewezen met het primaire besluit van 10 februari 2021, en het bestreden besluit van 25 november 2021 handhaafde deze afwijzing. Eiseres, geboren in 1993 en bekend met een autisme spectrum stoornis en ADHD, had op 3 november 2020 een aanvraag ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank schorste het onderzoek en gaf eiseres de gelegenheid om aanvullende medische informatie over te leggen. Deze informatie werd op 28 februari 2023 ingediend, en het UWV reageerde hierop met een rapport van de verzekeringsarts op 14 juli 2023. Eiseres vroeg om een nadere zitting, die op 4 december 2023 plaatsvond.

De rechtbank concludeert dat eiseres op haar 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, wat betekent dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres op de datum van de aanvraag over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij zij bepaalt dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering met ingang van 24 maart 2021. Tevens moet het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5721 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. de Goede,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV, kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om haar een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 10 februari 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 november 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiseres in de gelegenheid gesteld medische informatie over te leggen die betrekking heeft op de periode rond haar 18e verjaardag.
Eiseres heeft met de brief van 28 februari 2023 medische informatie overgelegd van de [stichting] en van GGZ Breburg.
Het UWV heeft met de brief van 14 juli 2023, met als bijlage het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 13 juli 2023, hierop gereageerd.
Eiseres heeft vervolgens meegedeeld dat zij een nadere zitting wenst.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en drs. [naam 1] als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

1.
Feiten.
Eiseres is geboren op [datum] 1993 en is bekend met een autisme spectrum stoornis en ADHD. Zij heeft op 3 november 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Daarbij was gevoegd medische informatie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige [naam 2] ( [stichting] ) van 1 december 2012 en ongedateerde medische informatie van GZ- psychologe [naam 3] (GGZ Breburg).
Bij het primaire besluit heeft het UWV de aanvraag van eiseres afgewezen op de grond dat zij nu geen arbeidsvermogen heeft maar dat dat nog niet als duurzaam kan worden aangemerkt.
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Standpunt UWV
Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres nu niet over arbeidsvermogen beschikt maar dit wel kan ontwikkelen. Bij eiseres ontbreken basale werknemersvaardigheden, maar niet uitgesloten is dat zij deze met de juiste deskundige begeleiding en ondersteuning verder kan ontwikkelen in de praktijk. Door bijvoorbeeld het inzetten van een leerwerktraject waar ze mogelijk haar werknemersvaardigheden kan ontwikkelen, beter kan omgaan met de gestelde belemmeringen en met intensieve begeleiding in beschut werk aan de slag zou kunnen gaan. Verder moet in de praktijk blijken of eiseres 4 uur per dag werkzaamheden kan verrichten. Zij kan dit wel gedurende 2 uur per dag, rekening houdend met haar beperkingen. Mogelijk kan zij dit in de toekomst meer dan 2 uur per dag.
In het verweerschrift heeft het UWV nader toegelicht dat niet ter discussie staat dat het arbeidsvermogen op datum aanvraag ontbreekt, maar dat niet kan worden vastgesteld op welk moment eiseres het arbeidsvermogen is kwijtgeraakt. Omdat het gaat om een laattijdige aanvraag komt dit voor rekening en risico van eiseres.
4.
Standpunt eiseres
Eiseres stelt dat het UWV ten aanzien van de duurzaamheid niet heeft voldaan aan de eis van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij haar aan de orde zijn, voor zover die betrekking hebben op de situatie op de datum in geding. Niet duidelijk is gemaakt dat de aangeraden behandeling (supported employment) in het geval van eiseres zou moeten lukken. Eiseres wijst ter onderbouwing hiervan op de (ongedateerde) brief van GZ-psycholoog [naam 3] . Eiseres stelt dat zij ernstige problemen ondervindt met de executieve functies en overvraging door de sociale omgeving. Eiseres heeft eerder een behandeling gevolgd bij de GGZ die niet succesvol was. Eiseres was niet in staat de voorgestelde trajecten tot een goed einde te brengen. Daarom wordt zij nu door [zorggroep] begeleid.
Eiseres heeft vervolgens, nadat zij hiertoe door de rechtbank in de gelegenheid is gesteld, nadere medische informatie overgelegd die betrekking heeft op de periode rond haar 18e verjaardag, namelijk informatie van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van [stichting] van 9 december 2013, het (ongedateerde) rapport onderzoek autismespectrum stoornissen en het behandelplan/overeenkomst van GGZ van 14 oktober 2015.
5.
Overwegingen van de rechtbank.
5.1.
De rechtbank stelt, met het UWV, vast dat de datum in geding [datum] 2011 is (de 18e verjaardag). Omdat de aanvraag na 1 januari 2015 is ingediend is de Wajong zoals die geldt na 1 januari 2015 van toepassing.
Omdat sprake is van een laattijdige aanvraag moet het UWV ook onderzoeken of eiseres binnen vijf jaar na de 18e verjaardag jonggehandicapte is geworden. Deze periode loopt van [datum] 2011 tot [datum] 2016.
Bij een laattijdige aanvraag ligt het bewijsrisico bij de aanvrager.
5.2.
Aan het in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts [naam 4] , een rapportage van arbeidsdeskundige [naam 5] , een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam 6] en een rapportage van arbeidsdeskundige b&b [naam 7] ten grondslag gelegd.
Het onderzoek van de verzekeringsarts is gebaseerd op dossieronderzoek, waaronder informatie van de behandelend sector, anamnese en eigen onderzoek op 8 december 2020. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en heeft rekening gehouden met hetgeen op de hoorzitting van 8 november 2021 naar voren is gebracht en met de verstrekte medische informatie van GZ psychologe [naam 3] van 4 november 2021. Zijn conclusie is dat sprake is van ziekte of gebrek op de 18e verjaardag en dat eiseres op de datum van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikt. De beperkingen komen voort uit dezelfde ziekte oorzaak maar zijn niet duurzaam. Op basis van de aanwezige medische gegevens is echter niet vast te stellen of deze periode van geen arbeidsvermogen is begonnen op de 18e verjaardag of binnen 5 jaar na de 18e verjaardag.
De arbeidsdeskundige b&b is tot de conclusie gekomen dat eiseres nu geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie omdat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, maar dat zij deze nog wel kan ontwikkelen middels supported employment/leerwerktraject. Hij acht eiseres dan in staat de drempelfunctie montagemedewerker/bestukker (Sbc-code:111180) uit te voeren waarmee zij het wettelijk minimumloon kan verdienen. Daarmee is het voldoende dat eiseres tenminste 2 uur per dag belastbaar is.
5.3.
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. Basale werknemersvaardigheden heeft;
3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas als de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat op de datum van de aanvraag, op 3 november 2020, het arbeidsvermogen ontbreekt omdat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Het UWV stelt dat het op basis van de aanwezige medische gegevens niet kan vaststellen op welk moment eiseres het arbeidsvermogen heeft verloren en dus niet kan vaststellen of eiseres jonggehandicapte is. Bij een laattijdige aanvraag komt dit voor rekening van de aanvrager. Aan een beoordeling van de duurzaamheid wordt dan niet toegekomen. Het UWV ziet in de recent door eiseres overgelegde medische informatie geen reden voor een ander standpunt.
5.4.
De rechtbank is, anders dan het UWV, van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat het arbeidsvermogen van eiseres op de 18e verjaardag al ontbrak. De rechtbank ziet daarvoor in de door eiseres in beroep ingebrachte medische gegevens voldoende onderbouwing. Daaruit blijkt dat eiseres rond de 18e verjaardag onder behandeling was voor haar klachten.
De rechtbank overweegt, zoals ook door de verzekeringsartsen is gerapporteerd, dat de aandoeningen van eiseres, ASS en ADHD al op de 18e verjaardag aanwezig waren.
Uit de overgelegde informatie, met name uit het rapport diagnostisch onderzoek autismespectrum stoornissen, maakt de rechtbank op dat eiseres in haar jeugd behandeld is bij het FACT team en bij het kinder- en jeugdcentrum van de GGZ Breburg. Tevens blijkt uit de medische informatie van [stichting] dat eiseres op 19 jarige leeftijd (tijdens studie) onder behandeling kwam bij [stichting] met bestaande klachten en dat een behandeltraject is opgestart, gericht op sociaal functioneren, psychisch functioneren, verslaving, lichamelijk functioneren en praktisch functioneren.
De motivering van de verzekeringsarts b&b in het rapport van 13 juli 2023 overtuigt de rechtbank niet waar zij concludeert dat er op basis van de overgelegde medische stukken rond het 18e jaar wel sprake lijkt te zijn van arbeidsvermogen. Deze conclusie is gebaseerd op een vermoeden en dat is onvoldoende voor de getrokken conclusie over de situatie op de 18e verjaardag. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiseres, zoals valt te lezen in het rapport van de arbeidsdeskundige, haar opleidingen niet met een diploma heeft afgerond, nauwelijks werkervaring heeft opgedaan en wisselende ervaringen met stages heeft gehad.
De rechtbank leidt uit de beschikbare informatie af dat de situatie van eiseres ten tijde van haar 18e verjaardag niet anders was dan de situatie ten tijde van de beoordeling door het UWV. Aannemelijk is dan ook dat eiseres toen al niet beschikte over basale werknemersvaardigheden en geen arbeidsvermogen had.
De rechtbank overweegt verder dat op grond van artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong wordt uitgegaan van (de fictie van) duurzaamheid, als iemand op zijn 18e verjaardag als gevolg van ziekte of gebrek geen arbeidsmogelijkheden had, en die situatie gedurende een tijdvak van 10 jaren daarna is blijven bestaan. Met de toepassing van dit artikel wordt uitsluitend de duurzaamheid van de vastgestelde beperkingen getoetst. Er moet dus wel eerst kunnen worden vastgesteld dat eiseres ten tijde van haar 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, ook al was dat niet duurzaam. Nu de rechtbank van oordeel is dat eiseres op de 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, is er aanleiding te beoordelen of toepassing moet worden gegeven aan artikel 1:1a, derde lid, van de Wajong.
Het UWV heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de duurzaamheid door het UWV niet is beoordeeld en dat deze beoordeling alsnog moet worden uitgevoerd als de rechtbank zou oordelen dat het arbeidsvermogen op de 18de verjaardag ontbrak. De rechtbank stelt vast dat tussen de 18e verjaardag ( [datum] 2011) en de datum van de aanvraag (3 november 2020) een periode van bijna 10 jaar is verstreken en dat op beide momenten het arbeidsvermogen ontbrak. Uit oogpunt van proceseconomie en finale geschilbeslechting vindt de rechtbank het niet aangewezen dat het UWV alsnog nader onderzoek verricht naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Zelfs als het UWV moet worden gevolgd in het standpunt dat eiseres nog arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen in supported employment/een leerwerktraject, zijn er immers geen aanwijzingen dat in de periode tussen de 18de verjaardag op [datum] 2011 en de datum van de aanvraag op 3 november 2020 danwel in de periode tussen de aanvraag op 3 november 2020 en het verstrijken van de 10-jaarstermijn op [datum] 2021 alsnog arbeidsvermogen is ontstaan. De beschikbare medische informatie biedt eerder steun aan de stelling van eiseres dat haar medische problematiek daaraan in de weg stond.
Dat betekent dat er rechtens inmiddels maar één juiste uitkomst is, namelijk dat inmiddels het arbeidsvermogen gedurende 10 jaar ontbreekt en dat duurzaamheid moet worden aangenomen. Het gevolg is dat aan eiseres alsnog een uitkering moet worden toegekend.
De beroepsgronden slagen.
5.5.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering met ingang van [datum] 2021 (10 jaar na de 18e verjaardag).
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten.
Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft twee keer aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-.
In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.705,-.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering met ingang van 24 maart 2021;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 3.705,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 15 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wajong
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Op grond van het derde lid wordt de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
Het UWV heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wajong per 1 januari 2015 de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Het Compendium dient te worden aangemerkt als een vaste gedragslijn.