6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van slechts twee dagen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een afpersing, telkens met een andere medeverdachte. In beide gevallen hebben zij de slachtoffers, die zij niet kenden, bedreigd met geweld om hen zo te dwingen hun jas af te geven. In één geval heeft dit ook daadwerkelijk geleid tot de afgifte van de jas. Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een mishandeling van een persoon door diegene tegen het hoofd en lichaam te slaan en/of te schoppen.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de integriteit van anderen en andermans goederen en eigendommen. Slachtoffers van dit soort feiten hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Bovendien leiden dit soort feiten tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Verder heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van twee flessen alcohol bij Albert Heijn. Ook dit soort feiten levert schade en overlast op en het getuigt er van dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte op 28 september 2020 is veroordeeld voor drie pogingen tot diefstal met geweld en twee diefstallen met geweld en dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten nog in een proeftijd liep.
Om meer inzicht in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte te krijgen, is verdachte onderzocht door dr. [GZ-psycholoog] . De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage die op 10 juli 2023 door deze deskundige is opgesteld. De deskundige komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, een normoverschrijdend-gedragsstoornis (met begin adolescentie) en ouder-kind relatieproblematiek. De problematiek was gezien het structurele karakter ervan aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De poging tot afpersing lijkt bij verdachte een planmatig karakter te hebben en uit vrije wil gepleegd te zijn. Verdachte was, ondanks de vastgestelde zwakbegaafdheid en gedragsstoornis, voldoende doordrongen van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag en had kunnen besluiten niet tot dit gedrag over te gaan. Er zijn volgens de deskundige geen aanwijzingen dat agressieregulatie- of impulscontroleproblemen van invloed zijn geweest. Dat verdachte de dag erna opnieuw is overgegaan tot een afpersing, lijkt met name een patroon bloot te leggen van antisociale cognities. De deskundige adviseert zowel de poging tot afpersing als de afpersing, ondanks de problematiek van verdachte, volledig aan hem toe te rekenen (indien bewezen).
Met betrekking tot de mishandeling merkt de deskundige op dat verdachte vanuit zijn problematiek geneigd is pijnlijke gevoelens af te weren. Verdachte lijkt overspoeld te zijn door emoties. Hij heeft zichzelf niet kunnen controleren en is (vanuit een verstoorde agressieregulatie) overgegaan tot fysiek geweld. De deskundige adviseert dit feit (licht) verminderd aan verdachte toe te rekenen (indien bewezen).
Ten aanzien van de diefstal is de deskundige van mening dat verdachte had kunnen besluiten niet tot dit delict over te gaan. Verdachte heeft hier uit vrije wil voor gekozen. Van een verhoogde mate van impulsiviteit lijkt geen sprake te zijn geweest. De deskundige adviseert daarom dit feit volledig aan verdachte toe te rekenen (indien bewezen).
Gezien de problematiek van verdachte schat de deskundige de kans op recidive, zonder de inzet van behandeling en de aanwezigheid van een passende woonvorm, in als matig tot hoog. De zwakbegaafdheid (verdachte heeft moeite met overzicht in sociale situaties), het onderliggend trauma met bijkomende gevoelens van afwijzing en de neiging dit af te weren, het beperkte mentaliserend vermogen, de neiging tot toetrekken naar antisociale leeftijdsgenoten en de zorgelijke gewetensontwikkeling van verdachte dragen in negatieve zin bij aan het risico op toekomstig (gewelddadig) delinquent gedrag. Toezicht en behandeling zijn volgens de deskundige dan ook geïndiceerd. Een kleinschalige, open, gestructureerde setting, lijkt het meest passend, met name gezien de vermoedelijk hogere kans op recidive in de thuissituatie, de duidelijke kaders waar verdachte goed op gedijt, in combinatie met de zorg dat de moeder van verdachte hem nu (nog) niet het toezicht en de zorg kan bieden die hij nodig heeft. Binnen de individuele behandeling (mogelijk EMDR en vervolgens psychomotore therapie) kan aandacht worden besteed aan de traumatische ervaringen en verschillende facetten van de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte. Begeleiding van de jeugdreclassering kan zich richten op meer praktische zaken, zoals eventuele vervolgstappen (bijvoorbeeld toezicht en begeleiding vanuit Stichting OpenDoor voor de langere termijn).
De deskundige adviseert een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, met bovengenoemde behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Door de Raad is op 14 maart 2024 een rapport over verdachte uitgebracht. Uit dit rapport en de toelichting van de raadsvertegenwoordigster ter zitting komt naar voren dat bij verdachte sprake is van veel risicofactoren, onder andere ten aanzien van de domeinen ‘vaardigheden’ en ‘relaties’. Hierbij speelt ook het cognitieve functioneren van verdachte een rol. De zwakbegaafdheid van verdachte maakt dat hij meer dan andere leeftijdsgenoten moeite heeft met vaardigheden eigen maken en generaliseren naar andere situaties. Ook heeft hij daardoor meer behoefte aan externe begrenzing. Verdachte is erg beïnvloedbaar door anderen en impulsief. Dit vergroot de kans op herhaling van delictgedrag. De Raad sluit zich aan bij het advies van de deskundige dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft om herhaling te voorkomen. Hij adviseert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en met de voorwaarden zoals opgenomen in het rapport.
De Raad is van mening dat een gedragsinterventie niet is geïndiceerd, aangezien de inzet van de eerder aan verdachte opgelegde leerstraf Tools4U niet in voldoende mate bij verdachte heeft geleid tot het vergroten en versterken van zijn vaardigheden. De Raad heeft overwogen om naast een voorwaardelijke jeugddetentie ook nog een onvoorwaardelijke werkstraf te adviseren, maar is van mening dat dan het risico bestaat dat verdachte overvraagd wordt. Verdachte neemt op dit moment deel aan het [project] in Portugal. Dit is een ingrijpende stap (geweest). Wanneer verdachte terugkeert naar Nederland zal hij ook nog belangrijke stappen moeten zetten, namelijk het starten van de juiste (vervolg)behandeling en een verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Daarnaast zal verdachte bij terugkeer in Nederland mogelijk ook de eerder voorwaardelijk aan hem opgelegde werkstraf nog moeten uitvoeren. Dit zal (ook) veel van verdachte vragen. De Raad meent dat verdachte daarmee de gevolgen van zijn gedrag in ruime mate zal ervaren. Hij vindt het belangrijk dat verdachte zich kan richten op de behandeling en therapie, zodat herhaling van het delictgedrag wordt voorkomen.
De zittingsvertegenwoordigster van Jeugdbescherming west Zeeland heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat verdachte bij het [project] in Portugal op zijn plek zit. Het is een goede keuze geweest om verdachte aan dit project deel te laten nemen. Er is regelmatig contact met verdachte. Hij heeft aangegeven het belangrijk te vinden om op tijd te weten hoe zijn situatie eruit zal zien wanneer hij naar Nederland terugkeert. Op dit moment liggen alle opties daarvoor nog open. Verdachte zal bij eventuele vervolgstappen betrokken worden. Gedurende het project in Portugal wordt bekeken wat verdachte nodig heeft en waar hij zich goed bij voelt. Het is een mogelijkheid dat het project in Portugal met enkele maanden tot een half jaar wordt verlengd.
De strafoplegging
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank de achtergrond van verdachte en zijn problematiek in aanmerking. Daarnaast houdt zij er rekening mee dat verdachte sinds 3 januari 2024 het [project] in Portugal volgt, dat hij daarin positieve stappen zet en dat het belangrijk is dat verdachte niet wordt overvraagd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend is. Zij zal daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 53 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 32 dagen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.