ECLI:NL:RBZWB:2024:2102

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
02-327375-22 (zaak A), 02-079838-23 (zaak B) en 02-138897-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot afpersing, afpersing, mishandeling en diefstal met voorwaardelijke jeugddetentie

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, afpersing, mishandeling en diefstal. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 18 maart 2024, waarbij de verdachte digitaal aanwezig was. De officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van de daadwerkelijke geweldscomponent bij de afpersingen. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 53 dagen, met een proeftijd van twee jaar, en onder bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment een project in Portugal volgde, en de positieve ontwikkeling die hij daar doormaakte. De rechtbank besloot ook om de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf af te wijzen, omdat de verdachte al positieve stappen zette in het project in Portugal. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-327375-22 (zaak A), 02-079838-23 (zaak B) en 02-138897-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
in de Basisregistratie Personen ingeschreven te [adres] ,
feitelijk verblijvend in Portugal in het kader van een civiel traject,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaken

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 18 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. I. Klein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Verdachte was digitaal via een Teams-verbinding aanwezig.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De zaken worden hierna aangeduid als zaak A respectievelijk zaak B.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
ter zake van zaak A
feit 1: samen met een ander [slachtoffer 1] door (bedreiging met) geweld heeft gedwongen tot afgifte van een jas;
feit 2: samen met een ander of anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld te dwingen tot afgifte van een jas;
feit 3: samen met een ander of anderen [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
ter zake van zaak B
samen met een ander of anderen een of meer flessen Bacardi heeft gestolen bij de Albert Heijn.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat het bij feiten 1 en 2 in zaak A gaat om bedreiging met geweld. Zij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze uit het dossier naar voren komen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat er ten aanzien van feiten 1 en 2 in zaak A (enkel) sprake is geweest van bedreiging met geweld en geen daadwerkelijk geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zaak A
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in zaak A onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. De rechtbank vindt niet bewezen dat bij de poging tot afpersing (feit 1) en de afpersing (feit 2) daadwerkelijk geweld is gebruikt. Verdachte zal voor dat deel van beide tenlasteleggingen worden vrijgesproken.
Zaak B
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Zaak A
1
op 14 december 2022 te Goes
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas, die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorde
door die [slachtoffer 1] dreigend te benaderen en hem dreigend aan te spreken en te
zeggen dat hij, verdachte en zijn mededader de jas van die [slachtoffer 1] wilden
hebben en dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je als je mij die jas niet
geeft" en “ik sla je als je mij die jas niet geeft” en "ik zou het maar doen, want
hij doet het echt";
2
op 13 december 2022 te Goes
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een jas, die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
die [slachtoffer 2] dreigend heeft benaderd door - terwijl het donker was - hem
onverwacht op de schouder aan te tikken en tegen hem te zeggen "Hee, mooie jas"
en vervolgens aan de jas te trekken en knoopjes open te trekken en
(vervolgens) een zakmes heeft open geklikt en getoond en dreigend heeft gezegd
"niet aan hem zitten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
in de periode van 01 september 2022 tot en met 13 december 2022
te Kapelle,
tezamen en in vereniging met anderen,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] te slaan en tegen het hoofd en lichaam te schoppen en/of te trappen;
Zaak B
op 20 maart 2023 te Middelburg
tezamen en in vereniging met anderen,
twee flessen Bacardi, die geheel aan Albert Heijn toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij bij een eventuele tenuitvoerlegging na aftrek van het voorarrest nog drie weken jeugddetentie overblijven, met een proeftijd van twee jaar en daarbij de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd.
De officier van justitie heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de positieve ontwikkeling die verdachte laat zien sinds hij in het kader van het [project] in Portugal verblijft.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de positieve ontwikkeling die hij sinds zijn verblijf in Portugal laat zien, vinden in de eis van de officier van justitie. De verdediging is het verder eens met de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van slechts twee dagen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een afpersing, telkens met een andere medeverdachte. In beide gevallen hebben zij de slachtoffers, die zij niet kenden, bedreigd met geweld om hen zo te dwingen hun jas af te geven. In één geval heeft dit ook daadwerkelijk geleid tot de afgifte van de jas. Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een mishandeling van een persoon door diegene tegen het hoofd en lichaam te slaan en/of te schoppen.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de integriteit van anderen en andermans goederen en eigendommen. Slachtoffers van dit soort feiten hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Bovendien leiden dit soort feiten tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Verder heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van twee flessen alcohol bij Albert Heijn. Ook dit soort feiten levert schade en overlast op en het getuigt er van dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte op 28 september 2020 is veroordeeld voor drie pogingen tot diefstal met geweld en twee diefstallen met geweld en dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten nog in een proeftijd liep.
Om meer inzicht in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte te krijgen, is verdachte onderzocht door dr. [GZ-psycholoog] . De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage die op 10 juli 2023 door deze deskundige is opgesteld. De deskundige komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, een normoverschrijdend-gedragsstoornis (met begin adolescentie) en ouder-kind relatieproblematiek. De problematiek was gezien het structurele karakter ervan aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De poging tot afpersing lijkt bij verdachte een planmatig karakter te hebben en uit vrije wil gepleegd te zijn. Verdachte was, ondanks de vastgestelde zwakbegaafdheid en gedragsstoornis, voldoende doordrongen van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag en had kunnen besluiten niet tot dit gedrag over te gaan. Er zijn volgens de deskundige geen aanwijzingen dat agressieregulatie- of impulscontroleproblemen van invloed zijn geweest. Dat verdachte de dag erna opnieuw is overgegaan tot een afpersing, lijkt met name een patroon bloot te leggen van antisociale cognities. De deskundige adviseert zowel de poging tot afpersing als de afpersing, ondanks de problematiek van verdachte, volledig aan hem toe te rekenen (indien bewezen).
Met betrekking tot de mishandeling merkt de deskundige op dat verdachte vanuit zijn problematiek geneigd is pijnlijke gevoelens af te weren. Verdachte lijkt overspoeld te zijn door emoties. Hij heeft zichzelf niet kunnen controleren en is (vanuit een verstoorde agressieregulatie) overgegaan tot fysiek geweld. De deskundige adviseert dit feit (licht) verminderd aan verdachte toe te rekenen (indien bewezen).
Ten aanzien van de diefstal is de deskundige van mening dat verdachte had kunnen besluiten niet tot dit delict over te gaan. Verdachte heeft hier uit vrije wil voor gekozen. Van een verhoogde mate van impulsiviteit lijkt geen sprake te zijn geweest. De deskundige adviseert daarom dit feit volledig aan verdachte toe te rekenen (indien bewezen).
Gezien de problematiek van verdachte schat de deskundige de kans op recidive, zonder de inzet van behandeling en de aanwezigheid van een passende woonvorm, in als matig tot hoog. De zwakbegaafdheid (verdachte heeft moeite met overzicht in sociale situaties), het onderliggend trauma met bijkomende gevoelens van afwijzing en de neiging dit af te weren, het beperkte mentaliserend vermogen, de neiging tot toetrekken naar antisociale leeftijdsgenoten en de zorgelijke gewetensontwikkeling van verdachte dragen in negatieve zin bij aan het risico op toekomstig (gewelddadig) delinquent gedrag. Toezicht en behandeling zijn volgens de deskundige dan ook geïndiceerd. Een kleinschalige, open, gestructureerde setting, lijkt het meest passend, met name gezien de vermoedelijk hogere kans op recidive in de thuissituatie, de duidelijke kaders waar verdachte goed op gedijt, in combinatie met de zorg dat de moeder van verdachte hem nu (nog) niet het toezicht en de zorg kan bieden die hij nodig heeft. Binnen de individuele behandeling (mogelijk EMDR en vervolgens psychomotore therapie) kan aandacht worden besteed aan de traumatische ervaringen en verschillende facetten van de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte. Begeleiding van de jeugdreclassering kan zich richten op meer praktische zaken, zoals eventuele vervolgstappen (bijvoorbeeld toezicht en begeleiding vanuit Stichting OpenDoor voor de langere termijn).
De deskundige adviseert een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, met bovengenoemde behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Door de Raad is op 14 maart 2024 een rapport over verdachte uitgebracht. Uit dit rapport en de toelichting van de raadsvertegenwoordigster ter zitting komt naar voren dat bij verdachte sprake is van veel risicofactoren, onder andere ten aanzien van de domeinen ‘vaardigheden’ en ‘relaties’. Hierbij speelt ook het cognitieve functioneren van verdachte een rol. De zwakbegaafdheid van verdachte maakt dat hij meer dan andere leeftijdsgenoten moeite heeft met vaardigheden eigen maken en generaliseren naar andere situaties. Ook heeft hij daardoor meer behoefte aan externe begrenzing. Verdachte is erg beïnvloedbaar door anderen en impulsief. Dit vergroot de kans op herhaling van delictgedrag. De Raad sluit zich aan bij het advies van de deskundige dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft om herhaling te voorkomen. Hij adviseert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en met de voorwaarden zoals opgenomen in het rapport.
De Raad is van mening dat een gedragsinterventie niet is geïndiceerd, aangezien de inzet van de eerder aan verdachte opgelegde leerstraf Tools4U niet in voldoende mate bij verdachte heeft geleid tot het vergroten en versterken van zijn vaardigheden. De Raad heeft overwogen om naast een voorwaardelijke jeugddetentie ook nog een onvoorwaardelijke werkstraf te adviseren, maar is van mening dat dan het risico bestaat dat verdachte overvraagd wordt. Verdachte neemt op dit moment deel aan het [project] in Portugal. Dit is een ingrijpende stap (geweest). Wanneer verdachte terugkeert naar Nederland zal hij ook nog belangrijke stappen moeten zetten, namelijk het starten van de juiste (vervolg)behandeling en een verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Daarnaast zal verdachte bij terugkeer in Nederland mogelijk ook de eerder voorwaardelijk aan hem opgelegde werkstraf nog moeten uitvoeren. Dit zal (ook) veel van verdachte vragen. De Raad meent dat verdachte daarmee de gevolgen van zijn gedrag in ruime mate zal ervaren. Hij vindt het belangrijk dat verdachte zich kan richten op de behandeling en therapie, zodat herhaling van het delictgedrag wordt voorkomen.
De zittingsvertegenwoordigster van Jeugdbescherming west Zeeland heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat verdachte bij het [project] in Portugal op zijn plek zit. Het is een goede keuze geweest om verdachte aan dit project deel te laten nemen. Er is regelmatig contact met verdachte. Hij heeft aangegeven het belangrijk te vinden om op tijd te weten hoe zijn situatie eruit zal zien wanneer hij naar Nederland terugkeert. Op dit moment liggen alle opties daarvoor nog open. Verdachte zal bij eventuele vervolgstappen betrokken worden. Gedurende het project in Portugal wordt bekeken wat verdachte nodig heeft en waar hij zich goed bij voelt. Het is een mogelijkheid dat het project in Portugal met enkele maanden tot een half jaar wordt verlengd.
De strafoplegging
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank de achtergrond van verdachte en zijn problematiek in aanmerking. Daarnaast houdt zij er rekening mee dat verdachte sinds 3 januari 2024 het [project] in Portugal volgt, dat hij daarin positieve stappen zet en dat het belangrijk is dat verdachte niet wordt overvraagd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend is. Zij zal daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 53 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 32 dagen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de voorwaardelijke straf van 160 uur werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 28 september 2020 deels, namelijk 80 uur, ten uitvoer zal worden gelegd.
Verdachte heeft drie nieuwe strafbare feiten gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep. De officier van justitie is van mening dat verdachte moet leren dat dit gedrag consequenties heeft, maar houdt bij haar vordering rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. Daarom vraagt zij gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde werkstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte afgewezen dient te worden. Het geeft verdachte veel zorgen dat de mogelijke tenuitvoerlegging van de werkstraf hem nog boven het hoofd hangt wanneer hij terugkeert naar Nederland. Hij begrijpt dat zijn gedrag consequenties heeft, maar vindt tenuitvoerlegging van de werkstraf gezien zijn situatie niet (meer) passend. Het is belangrijk dat verdachte zich nu volledig kan focussen op het project in Portugal. Daarnaast is het nog niet zeker dat verdachte in oktober 2024 al zal terugkeren naar Nederland. Mogelijk wordt het project nog verlengd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan drie nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging echter afwijzen. Verdachte volgt op dit moment het [project] in Portugal. Hij zet daar positieve stappen. Het werk dat verdachte in het kader van genoemd project verricht is in feite al een vorm van een werkstraf. De rechtbank vindt het daarom niet passend dat verdachte na terugkomst in Nederland ook nog de aan hem eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf moet verrichten. Het is belangrijk dat verdachte zich dan kan richten op zijn (verdere) behandeling en toekomst. Ook weegt de rechtbank mee dat er een mogelijkheid is dat het project in Portugal nog wordt verlengd en dat dus nog niet zeker is dat verdachte in oktober 2024 al zal terugkeren naar Nederland. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat verdachte de werkstraf niet binnen de daarvoor gestelde termijn kan verrichten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
zaak A
feit 1:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:Medeplegen van mishandeling;
zaak B
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 53 (drieënvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte meewerkt aan de voor hem door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zolang als dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, waaronder het meewerken aan EMDR-therapie en psychomotorische therapie binnen een daarvoor passende instelling;
*dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (werk en/of scholing en/of stage);
* dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding;
* dat verdachte meewerkt aan ondersteuning in de vorm van de inzet van een persoonlijk begeleider van Stichting OpenDoor of een vergelijkbare instelling;
- stelt vast dat van rechtswege de volgende voorwaarden gelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. Zuijdweg en mr. M.A.H. Kempen, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Lavrijssen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 april 2024.
Mr. De Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.