ECLI:NL:RBZWB:2024:2093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
02/140031-23, 02/080204-23 (gev tzz), 02/215269-22 (gev tzz), 02/007425-23 (gev tzz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, bedreiging, openlijke geweldpleging en belediging, met alcoholgebruik als factor

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging, openlijke geweldpleging en belediging. De verdachte, geboren in 1994, heeft de feiten gepleegd onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de zaken inhoudelijk behandeld op 18 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit, bedreiging met een nepvuurwapen, diefstal van een fles drank, belediging van een medewerker van een woningcorporatie, en openlijke geweldpleging met een honkbalknuppel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een kortdurende klinische opname van 7 weken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld en dat de bedreigingen met het nepvuurwapen voldoende bewijs hebben opgeleverd voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waarin werd gewezen op de problematiek van alcohol- en drugsgebruik bij de verdachte, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf met toezicht van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/140031-23, 02/080204-23 (gev tzz), 02/215269-22 (gev tzz), 02/007425-23 (gev tzz)
vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
* 02/140031-23: verboden wapenbezit, bedreiging en diefstal;
* 02/080204-23: belediging;
* 02/215269-22: openlijke geweldpleging en het dragen van een wapen (honkbalknuppel);
* 02/007425-23: diefstal en aan het dragen van een wapen (mes).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/140031-23
De officier van justitie acht de drie ten laste gelegde feiten bewezen. Verdachte heeft op
straat al schreeuwend met een nepvuurwapen rondgezwaaid en heeft dit ook gericht op andere personen. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand zich onder dergelijke omstandigheden bedreigd voelt (feit 1 en feit 2). Verder heeft verdachte een fles cognac gestolen bij de Jumbo welke diefstal verdachte heeft bekend (feit 3).
02/080204-23
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit bewezen op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
02/215269-22
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte kreeg ruzie met een groep personen en schakelde de hulp in van zijn ouders. Zijn ouders kwamen met een auto ter plaatse met in de kofferbak een hockeystick en honkbalknuppel. Verdachte heeft de honkbalknuppel uit de kofferbak gepakt en heeft vervolgens samen met zijn moeder de confrontatie met het [slachtoffer 1] opgezocht. Verdachte heeft met de honkbal-knuppel een zwaaiende beweging gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en de moeder van verdachte heeft [slachtoffer 1] op de rug geslagen met de hockeystick. Door zo te handelen heeft verdachte een bewuste en significante bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld.
02/007425-23
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft tassen met boodschappen meegenomen voorbij de ingangspoortjes van de Albert Heijn zonder hiervoor te betalen en hij droeg ten tijde van deze diefstal een mes bij zich.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/140031-23
Met betrekking tot de bewijsvraag van feit 1 en feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging meent dat de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging niet kan worden bewezen. Er is enkel sprake van anonieme getuigen en er zijn geen aanwijzingen dat iemand daadwerkelijk is bedreigd door verdachte. Er kan dan niet worden vastgesteld dat bij andere personen de redelijke vrees bestond dat zij het leven zouden laten of ernstig letsel zouden bekomen.
02/080204-23
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
02/215269-22
Met betrekking tot de bewijsvraag van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging meent dat de onder feit 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging niet kan worden bewezen. Niet verdachte, maar [slachtoffer 1] was de agressor. Verdachte rende weg en [slachtoffer 1] ging hem achterna, waarna verdachte een afwerende beweging met de honkbalknuppel maakte. Verdachte heeft niets meegekregen van de klap die is uitgedeeld door zijn moeder en heeft daaraan dus geen bijdrage geleverd. Er kan dan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het toepassen van geweld jegens [slachtoffer 1] .
02/007425-23
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag van feit 1 en feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
02/140031-23
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 7 juni 2023 in de vroege avond in de omgeving van de Tilburgseweg en de Boischotlaan in Oosterhout op straat een imitatievuurwapen heeft gehanteerd. Verdachte zwaaide met dit imitatiewapen en schreeuwde hierbij naar iedereen die zijn weg kruiste. Ook heeft verdachte dit imitatiewapen laten zien aan spelende kinderen en heeft hij dit daadwerkelijk gericht op (in ieder geval) één ander persoon. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voormelde gedragingen van verdachte zodanig van aard waren dat bij omstanders de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden laten of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Dat niet bekend is geworden wie deze personen waren, is hierbij niet van belang.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 2.
Feit 1
Gezien het bovenstaande komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van een imitatievuurwapen.
02/215269-22
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn moeder op
25 augustus 2022 op de Klappeijstraat in Oosterhout geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Verdachte heeft een honkbalknuppel ter hand genomen en heeft hiermee in de richting van die [slachtoffer 1] gezwaaid. Hierna heeft de moeder van verdachte de honkbalknuppel gepakt en hiermee op de rug van [slachtoffer 1] geslagen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door voormeld handelen een bewuste en significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, waarmee ook het vereiste opzet kan worden bewezen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1.
02/007425-23
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte op 19 augustus 2022 een mes bij zich droeg. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier echter niet zonder gerede twijfel worden vastgesteld dat verdachte met dit mes een ander wilde bedreigen of letsel wilde toebrengen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02/140031-23
feit 1
op 7 juni 2023 te Oosterhout een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen welke qua vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen van het merk Beretta (model 92G Elite) voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 7 juni 2023 te Oosterhout onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door deze onbekend gebleven personen een nepvuurwapen te tonen en dit nepvuurwapen op een onbekend gebleven persoon te richten en hierbij te schreeuwen;
feit 3
op 29 november 2023 te Oosterhout een fles drank (Hennessy Cognac) die aan Jumbo toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 02/080204-23
op 23 november 2022 te Oosterhout, opzettelijk [slachtoffer 2] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "jij bent een racist en jij bent een kutracist";
parketnummer 02/215269-22
feit 1
op 25 augustus 2022 te Oosterhout openlijk, te weten, aan de Klappeijstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] te slaan op de rug;
- in de richting van die [slachtoffer 1] te zwaaien met een honkbalknuppel;
feit 2
op 25 augustus 2022 te Oosterhout een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een honkbalknuppel zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen heeft gedragen;
parketnummer 02/007425-23
feit 1
op 19 augustus 2022 te Oosterhout, diverse goederen ter waarde van in totaal 161,61 euro, die aan Albert Heijn (locatie [straat] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
02/140031-23, 02/080204-23, 02/215269-22(feit 1),02/007425-23(feit 1)
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden met daaraan toegevoegd als voorwaarde een kortdurende klinische opname.
02/215269-22(feit 2), 02/007425-23(feit 2)
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 450,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van alle zaken
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijk taakstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Binnen een periode van ruim 15 maanden heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zes misdrijven en aan een overtreding. Verdachte heeft in augustus 2022 goederen gestolen bij de Albert Heijn. In diezelfde maand heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen een ander. Verdachte hanteerde hierbij een honkbalknuppel en overtrad daarmee ook de Wet wapens en munitie. In november 2022 heeft verdachte een medewerkster van een woningcorporatie beledigd door haar uit te maken voor (kut)racist.
In juni 2023 overtrad verdachte opnieuw de Wet wapens en munitie en maakte hij zich schuldig aan bedreiging door buiten op straat met een imitatievuurwapen rond te zwaaien en dit te richten op een ander. In november 2023 pleegde verdachte opnieuw een winkeldiefstal door bij de Jumbo een fles drank te stelen.
Openlijke geweldpleging en bedreiging met een imitatiewapen zijn ernstige feiten.
Het spreekt voor zich dat verdachte door zijn handelen pijn en angstgevoelens bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan deze gevolgen en heeft zich door zijn agressie laten leiden. De rechtbank vindt het verder maatschappelijk onaanvaardbaar dat verdachte wapens onder zich had en dat hij een ander heeft beledigd. Ook de winkeldiefstallen zijn vervelende feiten. Vermogensdelicten leiden dikwijls niet alleen tot materiële schade, maar zorgen ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt.
De rechtbank houdt verder rekening met de persoon van verdachte en slaat in dit verband acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 25 september 2023. Daarin wordt vermeld dat alle ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol zijn gepleegd.
Door het gebruik van alcohol en drugs vervagen de grenzen van verdachte met als gevolg het plegen van delicten en een verhoogde kans op agressie. Verdachte heeft huisvesting en ontvangt een Wajong-uitkering. Door verslavingszorg Novadic-Kentron is een stoornis in alcoholgebruik, cocaïnegebruik en cannabisgebruik gediagnosticeerd. Daarnaast is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid. De reclassering meent dat bij abstinentie van middelengebruik sprake is van een gemiddeld recidiverisico en dat dit risico verhoogt als verdachte weer alcohol gaat drinken of drugs gebruikt. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden de meldplicht, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en deelname aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
In november 2023 heeft de reclassering verzocht om als bijzondere voorwaarde toe te voegen een kortdurende klinische opname van verdachte.
Op 28 december 2023 heeft deze rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst met ingang van de dag dat verdachte kon worden opgenomen in een kliniek. Uit het verhandelde ter zitting op 18 maart 2024 is naar voren gekomen dat verdachte op 12 januari 2024 is opgenomen in een kliniek en dat hij de klinische opname van 7 weken heeft doorlopen. Helaas heeft dit niet tot het gewenste resultaat geleid. Verdachte is nadien teruggevallen in het gebruik van alcohol en heeft op 14 maart 2024 een officiële waarschuwing ontvangen van de reclassering wegens het niet naleven van het drugs- en alcoholverbod. De reclassering heeft de officier van justitie bericht dat zij haar eerdere advies van september 2023 handhaaft en dat zij een kortdurende klinische opname opnieuw wenselijk acht.
Verdachte heeft op zitting meerdere keren te kennen gegeven dat hij helemaal klaar is met het drinken van alcohol en het gebruiken van drugs, maar zijn recente verleden en het verloop van het schorsingstoezicht laten een ander beeld zien. De rechtbank vindt zijn alcoholgebruik zeer zorgelijk en acht daarom een flinke stok achter de deur noodzakelijk om verdachte te weerhouden van middelengebruik en het (als gevolg daarvan) plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en zal zij verdachte conform die eis veroordelen. Voor de bewezenverklaarde misdrijven zal aan verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden en zal daaraan ook als voorwaarde toevoegen het ondergaan van een kortdurende klinische opname.
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van één overtreding in plaats van twee overtredingen. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot betaling van een geldboete van € 225,00.

7.De benadeelde partij

02/215269-22
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van € 17.400,00 waarvan € 5.600,00 voor materiële schade, € 6.000,00 voor immateriële schade en
€ 6.000,00 voor affectieschade. Daarnaast vordert benadeelde een vergoeding van
€ 6.000,00 voor proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde te vergoeden.
Nu de vordering in het geheel niet is onderbouwd of toegelicht, zal de rechtbank de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
02/080204-23
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 250,00 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 50,00 gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het overig gevorderde afwijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 23 november 2022.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 62, 141, 266, 285, 310, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 27, 54, 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/007425-23
-
spreekt verdachte vrij van feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/140031-23
feit 1:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
feit 3:Diefstal;
02/080204-23
Eenvoudige belediging;
02/215269-22
feit 1:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
02/007425-23
feit 1:Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
02/140031-23, 02/080204-23, 02/215269-22(feit 1),02/007425-23
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen twee werkdagen na heden meldt bij de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron, Verlengde Poolseweg 2 te Breda (076-5236300) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door de forensische verslavingszorg van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt en verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de
zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte gedurende de proeftijd geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren.
De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële
instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname
duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt en gaat in zodra er
plaats is in een kliniek;
* dat verdachte meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, wordt afgetrokken van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf;
02/215269-22(feit 2)
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 225,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
4 dagen;
Benadeelde partijen
02/215269-22
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
02/080204-23
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 50,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf
23 november 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst af het overig gevorderde;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 50,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met te wettelijke rente te berekenen vanaf 23 november 2022 tot de dag der algehele voldoening
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
02/140031-23
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2024.
Mr. Verschueren, Mr. Louwerse en mr. Hoezen zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.