ECLI:NL:RBZWB:2024:2092

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
02/103546-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met roekeloos rijgedrag en alcoholgebruik met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 april 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de A65 te Tilburg. De verdachte, die onder invloed van alcohol was en met een snelheid van 211 kilometer per uur reed, heeft een andere auto, bestuurd door [slachtoffer], aangereden. De verdachte maakte tijdens het rijden een filmopname van zijn snelheidsmeter met zijn telefoon, wat bijdroeg aan zijn roekeloze rijgedrag. Na de aanrijding heeft hij de plaats van het ongeval verlaten, terwijl het slachtoffer ernstig gewond raakte, met onder andere licht traumatisch hersenletsel en meerdere fracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, rijden onder invloed van alcohol, en het verlaten van de plaats van het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/103546-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. G. Demir, advocaat te Gilze

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 maart 2024, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
- een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander ernstig gewond is geraakt dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt (feit 1);
- onder invloed van alcohol in een auto heeft gereden (feit 2);
- is doorgereden na dit verkeersongeval (feit 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair bewezen. Verdachte is als bestuurder van een personenauto (merk: Audi) op de A65 tegen een andere personenauto (merk: Chevrolet) aangereden. Verdachte heeft roekeloos gereden door met een fors hogere snelheid te rijden dan ter plaatse was toegestaan, terwijl hij met zijn telefoon aan het filmen was. Hij reed aanvankelijk op de middelste rijstrook maar is met zijn rechterwielen op de rechterrijstrook terechtgekomen en kwam toen in botsing met de Chevrolet. Verdachte heeft op geen enkel moment geremd en verkeerde onder invloed van alcohol (440 ug/l). De Chevrolet werd bestuurd door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Zij heeft ten gevolge van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Feit 2 kan worden bewezen op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 3 kan ook op basis van het dossier worden bewezen. Verdachte is na de aanrijding uit zijn auto gestapt en heeft te voet de plaats van het ongeval verlaten en [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit partiële vrijspraak van feit 1 primair. Verdachte erkent dat hij schuldig is aan het ontstaan van het verkeersongeval, maar de mate van schuld is niet zodanig dat kan worden gesproken van roekeloos rijgedrag. De enige verwijten die verdachte gemaakt kunnen worden, zijn het rijden onder invloed en het te hard rijden, waarbij de ten laste gelegde snelheid van 211 kilometer per uur niet kan worden bewezen.
De werkelijk gereden snelheid lag lager. Dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen door het ongeval staat ook vast, maar dit kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat ook daarvan vrijspraak dient te volgen.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 2.
De verdediging meent dat feit 3 niet kan worden bewezen. Verdachte verkeerde na het ongeval in een shocktoestand en kon op dat moment niet weten of vermoeden dat hij een ander schade of letsel had toegebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 primair
Het verkeersongeval
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 19 april 2022 te Tilburg om 22:35:26 uur op de A65 in Tilburg een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen een personenauto van het merk Audi en een personenauto van het merk Chevrolet. Na de aanrijding zijn beide voertuigen gaan roteren over de weg en is de Audi over de kop geslagen en op zijn dak beland. Verdachte was de bestuurder van de Audi en [slachtoffer] was de bestuurster van de Chevrolet.
De ter plaatse toegestane snelheid was op het moment van het ongeval 130 kilometer per uur. Op basis van verkregen EDR-gegevens staat vast dat verdachte met een snelheid van 211 kilometer per uur achterop de Chevrolet is gebotst. Verdachte had zijn gaspedaal vol ingetrapt, heeft niet geremd en niet bijgestuurd.
Verdachte is na het ongeval onderworpen aan een ademanalyse waarbij het alcoholgehalte in zijn adem 440 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en dus hoger dan de wettelijke toegestane hoeveelheid.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte enkele seconden voor de aanrijding op zijn telefoon handelingen heeft verricht. Om 22:35:18 uur opende hij de applicatie Spotify,
om 22:35:22 uur activeerde hij de camera van zijn telefoon en om 22:35:24 uur maakte hij een filmopname van zijn snelheidsmeter. Twee centiseconde hierna vond de botsing plaats. Gelet op deze tijdslijn en de handelingen die verdachte hierbinnen verrichtte, staat voor de rechtbank vast dat de aandacht van verdachte kort en zeer kort voor het ongeval niet was gericht op de weg en andere weggebruikers. Dit blijkt ook uit het feit dat hij zijn auto niet op zijn eigen weghelft heeft kunnen houden. Uit forensisch onderzoek is immers naar voren gekomen dat verdachte deels over de middelste rijstrook en deels over de rechterrijstrook van de rijbaan van de A65 heeft gereden.
Het juridisch kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Voor een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” als bedoeld in artikel 6 WVW kent drie gradaties: 1) aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend 2) zeer onvoorzichtig en onoplettend en 3) roekeloosheid.
Ook dient te worden vastgesteld dat door het ongeval een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Letsel van het slachtoffer
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding letsel heeft opgelopen, te weten licht traumatisch hersenletsel, een fractuur in haar linker elleboog en vier rugwervelfracturen. De duur van genezing werd geschat op 6 maanden tot een jaar bij gunstig verloop en [slachtoffer] heeft wekenlang in een rolstoel gezeten. Naar het oordeel van de rechtbank kan dergelijk letsel in juridische zin worden aangemerkt als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Aan zijn schuld te wijten
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloosheid. Die laatste geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste schuldvorm van roekeloosheid is ten laste gelegd en de rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Bij het bepalen van de mate van schuld moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW.
Per 1 januari 2020 is in werking getreden de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten”. Met deze wet heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, en is daarnaast sprake van het opzettelijk in ernstige mate schenden van verkeersregels waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is, is sprake van de schuldvorm roekeloosheid.
Artikel 5a, eerste lid, WVW
Om vast te kunnen stellen dat het verkeersgedrag van verdachte voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW moet de rechtbank beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval
( a) de verkeersregels heeft geschonden, of (b) hij dat in ernstige mate heeft gedaan,
of (c) hij dat opzettelijk heeft gedaan en of (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) Schending van verkeersregels
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte meerdere verkeersfouten heeft gemaakt. Verdachte heeft de maximumsnelheid overschreden met 81 kilometer per uur en verrichtte tijdens het rijden kort voor de botsing handelingen op zijn telefoon, waardoor hij onvoldoende aandacht had voor de weg en de andere verkeersdeelnemers. Verder is verdachte met zijn auto niet op zijn eigen weghelft gebleven en was hij onder invloed van alcohol.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
In deze zaak gaat het om gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) forse schending van meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels én op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank overweegt dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin hij onder invloed van alcohol de auto is gaan besturen. Vervolgens heeft hij ook bewust de keuze gemaakt om het gaspedaal volledig in te trappen om de geconstateerde hoge snelheid te kunnen behalen. Ook het openen van applicaties op zijn telefoon en het maken van een filmopname van zijn snelheidsmeter tijdens het rijden zijn bewuste handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor genoemde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder onder invloed van alcohol het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Bovendien heeft dit gevaar zich in dit geval verwezenlijkt. Verdachte heeft daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt waardoor een ander fors letsel heeft opgelopen.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met fors letsel als gevolg, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid, zoals ten laste is gelegd onder feit 1 primair.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 bewezen op basis van de bewijsmiddelen genoemd in bijlage II.
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte is na de aanrijding uit zijn auto gestapt en heeft te voet de plaats ongeval verlaten. De rechtbank acht bewezen dat verdachte wist dat hij aan een ander schade en letsel had toegebracht gezien de snelheid waarmee de aanrijding heeft plaatsvonden. Verdachte zijn eigen auto is als gevolg hiervan over de kop geslagen.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte in shocktoestand was en dus niet kon weten of vermoeden dat hij een ander schade of letsel had toegebracht, wordt door de rechtbank verworpen. Verdachte is het talud naast de A65 afgelopen en is een weiland ingegaan. Daarna heeft hij - tussen 22:36:34 uur en 22:45:06 uur - zes keer gebeld met zijn mobiele telefoon welke oproepen ook zijn beantwoord. Gelet hierop is een shocktoestand niet aannemelijk.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op 19 april 2022 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (de A65), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos,
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde,
- met een fors hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto's toegestane maximum snelheid van 130 kilometer per uur gereden te weten 211 kilometer per uur en
- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- zijn personenauto onvoldoende op de voor hem bestemde weghelft gehouden
ten gevolge waarvan verdachte met zijn personenauto in aanrijding is gekomen met een andere personenauto (Chevrolet), door welk verkeersongeval de bestuurster van die Chevrolet, zijnde [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
feit 2
op 19 april 2022 te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)
feit 3
als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Tilburg op de A65, op 19 april 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander te weten [slachtoffer] letsel en schade was toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een rijontzegging voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Verzocht wordt om aan de voorwaardelijke straffen een proeftijd te verbinden van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafbepaling rekening te houden met het gegeven dat verdachte een first offender is en dat sprake is van eendaadse samenloop. Verder wordt verzocht het tijdsverloop en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte mee te wegen. Verdachte heeft een vaste baan en hij heeft zijn rijbewijs nodig om zijn werk te kunnen doen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 19 april 2022 in Tilburg een verkeersongeval veroorzaakt. Na het drinken van te veel alcohol, is verdachte in zijn auto gestapt en heeft hij over de A65 geraasd met een snelheid van 211 kilometer per uur, terwijl hij met zijn telefoon een filmopname maakte van zijn snelheidsmeter. Verdachte is met zijn auto gedeeltelijk op de andere weghelft terechtgekomen en is vervolgens met een enorm snelheidsverschil achterop de Chevrolet geklapt die daar reed. Verdachte heeft zich na de aanrijding niet om de inzittende van de Chevrolet bekommerd, maar is uit zijn auto gestapt en weggelopen.
Door zijn handelen heeft verdachte onaanvaardbare risico’s genomen. Hij is er kennelijk op zeer lichtzinnige wijze van uitgegaan dat de kans op een ongeval als gevolg van zijn idiote rijgedrag zich niet zou realiseren. Door de plek van het ongeval te verlaten, heeft verdachte er verder blijk van gegeven dat hij geen oog had voor het welzijn van andere verkeers-deelnemers. Een en ander getuigt van buitengewoon asociaal (rij)gedrag.
De bestuurster van de Chevrolet was [slachtoffer] . Zij liep door de aanrijding fors letsel op. [slachtoffer] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring helder verwoord welke gevolgen het ongeval voor haar heeft gehad, welke zij beschrijft als “verwoestend”. Direct na het ongeval ervaarde zij veel pijn en in een split second zag haar leven er anders uit. [slachtoffer] heeft wekenlang in een rolstoel gezeten en belandde in een intensief revalidatietraject.
Zij kon haar stage niet afronden, haar werk niet uitvoeren en ook sporten en het deelnemen aan sociale activiteiten ging niet meer. Het ongeval is twee jaar geleden gebeurd, maar [slachtoffer] heeft nog steeds regelmatig last van pijn en van angsten en voelt boosheid en verdriet.
Dit alles is volledig te wijten aan verdachte en dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank weegt ten gunste van verdachte mee dat sprake is van eendaadse samenloop van feit 1 en feit 2 en dat er bijna twee jaar zijn verstreken sinds het ongeval.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij tot op heden geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn strafbare handelen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij 120 kilometer per uur reed en geen handelingen op zijn telefoon had verricht, terwijl vast is komen te staan dat verdachte 211 kilometer per uur reed en hij (meerdere) handelingen op zijn telefoon heeft verricht. Verdachte heeft dus aantoonbaar gelogen. Op vragen van de rechtbank heeft verdachte steeds ontwijkend geantwoord.
De verklaring van verdachte dat hij een black-out had en dat hij het zich niet meer kan herinneren, vindt de rechtbank ongeloofwaardig mede gelet op het gegeven dat het veel te hard rijden en het bezig zijn met zijn telefoon heeft plaatsgevonden vóór de aanrijding.
Al het bovenstaande in ogenschouw nemend, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij verdachte conform die eis veroordelen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast legt zij aan verdachte op een rijontzegging voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, eveneens met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;
feit 2:Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
(440 microgram);
feit 3:Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2024.
Mr. Louwerse, mr. Verschueren en mr. Hoezen zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.