ECLI:NL:RBZWB:2024:209

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416068 / JE RK 23-2031
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek

Op 4 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De zaak betreft een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant Tilburg, om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van zes maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van het kind, die in een loyale spagaat zit tussen beide ouders die al lange tijd in conflict zijn. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 4 januari 2024 gehouden, waarbij zowel de ouders als hun advocaten en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en de GI onvoldoende samenwerking vertonen, wat de situatie van de minderjarige negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft en heeft het verzoek van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd van 15 januari 2024 tot 15 juli 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416068 / JE RK 23-2031
Datum uitspraak: 4 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT TILBURG,
locatie Tilburg, hierna te noemen de GI (de Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door mr. E.M.A. Leijser,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank 14 november 2023;
  • de op 27 december 2023 ontvangen brief van de GI met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
1.3.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer C/02/409588 / FA RK 23-2283 ingeschreven zaak, zijn deze zaken door de rechtbank gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven. Gelet op deze gelijktijdige behandeling is een vertegenwoordiger van de Raad van de Kinderbescherming aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van 15 juli 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is laatstelijk verlengd met ingang van 15 juli 2023 tot 15 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling volhardt bij haar verzoek. In het verzoekschrift zijn de zorgen omschreven en is beschreven wat er in de afgelopen periode is gebeurd. [de minderjarige] verdient duidelijkheid en de GI hoopt dat dit wordt bewerkstelligd indien de vader wordt belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [de minderjarige] . De GI hoopt in de komende zes maanden de ondertoezichtstelling af te ronden.
Er dienen onder meer afspraken gemaakt te worden met de ouders om het contact uit te breiden tussen de moeder en [de minderjarige] . De GI blijft de moeder ook zonder gezag zien als de moeder van [de minderjarige] , die belangrijk voor haar is. Rondom de afgelopen feestdagen is rekening gehouden met de wensen van de moeder en heeft er een extra omgangsmoment plaatsgevonden. Te zien is dat de moeder blijft verzoeken om meer contact met [de minderjarige] . Onduidelijk is wat uitbreiding met [de minderjarige] doet. Hiermee blijft de GI aan de slag. De GI merkt wel op dat men in een cirkel ronddraait en niet verder komt. Op een gegeven moment moet geaccepteerd worden dat de bereikte situatie het hoogst haalbare is.
4.2.
De moeder en haar advocaat hebben aangegeven dat de ondertoezichtstelling voor toewijzing gereedligt. De moeder geeft wel aan dat zij zich weinig gesteund voelt door de GI. Volgens de moeder verricht de GI onvoldoende inspanningen om de omgangsmomenten tussen haar en [de minderjarige] uit te breiden. Hierdoor wordt de band tussen de moeder en [de minderjarige] aangetast. Tussen de moeder en de GI is de samenwerking slecht. De moeder stelt dat zij inzicht heeft gegeven over haar hulpverleningstraject ten aanzien van haar emotieregulatie.
4.3.
De vader en zijn advocaat refereren zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van de ondertoezichtstelling. Een verlenging voor de duur van zes maanden is optimistisch nu [de minderjarige] last heeft van nachtmerries, bedplassen en minder praat na de omgang met de moeder. De speltherapie van [de minderjarige] verloopt ook minder goed, omdat zij minder praat. De vader ziet in dat er sprake is van onmacht bij de moeder.
4.4.
De vertegenwoordigster van de Raad ondersteunt het verzoek van de GI.
4.5.
[de minderjarige] zou graag willen dat haar ouders normaal doen. Haar ouders hebben al bijna haar hele leven ruzie. Zij houdt van haar ouders, haar zusje en opa en oma. Zij wil graag een nachtje bij haar moeder slapen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Uit de gemaakte tekeningen van [de minderjarige] bij de speltherapeut blijkt dat zij van beide ouders houdt en zou willen dat haar ouders geen ruzie hebben. Het is ontzettend triest dat dit niet bereikt kan worden in het belang van [de minderjarige] . Al lange tijd is er sprake van strijd tussen de ouders, waardoor [de minderjarige] spanning en stress ervaart en dat zij in een loyaliteitsconflict zit. De GI heeft getracht in te zetten op meer samenwerking tussen de ouders, waarvoor begeleiding vanuit De GezinsManager is ingezet. Positief is dat de vader de adviezen opvolgt en hulp vraagt indien hij ergens tegenaan loopt. Echter is de hulpverlening vanuit De GezinsManager in oktober 2022 gestopt, omdat er sprake was van onvoldoende samenwerking en problemen met emotieregulatie bij de moeder. De moeder is geadviseerd middels persoonlijke hulpverlening aan haar persoonlijkheidsproblematiek en emotieregulatie te werken.
Er bestaat nog steeds onduidelijkheid of de moeder heeft gewerkt middels de hulpverlening aan haar persoonlijkheidsproblematiek. De GI krijgt hierin onvoldoende inzicht van de moeder. Eind oktober 2023 is de GI gebleken dat de moeder uit haar woning is gezet en bij haar vriend in België op een camping verblijft. De moeder heeft de GI en de vader hiervan niet op de hoogte gesteld. Hierdoor wordt de huidige zorg- en opvoedregeling niet nagekomen. Sindsdien vindt de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] plaats bij de grootouders (moederszijde). De kinderrechter ziet dat er sprake is van onmacht aan de zijde van de moeder. Belastend is voor [de minderjarige] dat de moeder vraagt om geheimen te houden tussen de moeder en [de minderjarige] . In de komende periode zal de GI met de ouders moeten bezien hoe het contact tussen de moeder en [de minderjarige] duurzaam vorm kan worden gegeven.
5.5.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] nog noodzakelijk is. Het onweersproken verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 15 januari 2024 tot 15 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.