ECLI:NL:RBZWB:2024:2082

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10736834 CV EXPL 23-3333 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een auto en de verplichtingen van de verkoper

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat centraal de non-conformiteit van een auto die door eiser is aangeschaft van gedaagde. Eiser heeft op 12 juni 2023 een BMW 3L 3 B11 gekocht voor € 10.200,00. Na de aankoop ondervond eiser direct problemen met de auto, waaronder een defecte brandstofpomprelais. Gedaagde heeft de auto kosteloos gerepareerd, maar na de reparatie bleef eiser problemen ondervinden. Op 27 juni 2023 vond er een telefoongesprek plaats tussen eiser en de vader van gedaagde, waarin eiser te horen kreeg dat gedaagde niet meer bereid was de auto te herstellen. Eiser heeft daarop op 11 juli 2023 de overeenkomst ontbonden en vordert nu de terugbetaling van de aankoopprijs, vermeerderd met schadevergoeding.

Gedaagde voert verweer en stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de auto te herstellen, ondanks dat hij meerdere keren heeft aangeboden om dit te doen. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van consumentenkoop en dat de auto niet voldoet aan de overeenkomst, aangezien deze gebreken vertoont die zich binnen een jaar na aankoop hebben geopenbaard. De rechter laat eiser toe om bewijs te leveren dat de vader van gedaagde heeft aangegeven dat er geen herstel zou plaatsvinden. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10736834 CV EXPL 23-3333
vonnis d.d. 27 maart 2024
inzake
[eiser],
wonende te ( [postcode 1] ) [plaats 1] aan het [adres 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J. Wagenmakers, werkzaam ten kantore van De Rechtsagent B.V. te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam],
zaakdoende te ( [postcode 2] ) [plaats 2] aan het [adres 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 29 november 2023 met de daarin genoemde stukken;
b. de brief van de gemachtigde van [eiser] van 14 februari 2024 met bijlagen, waaronder een akte inhoudende een wijziging van eis;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 26 februari 2024.

2.De vaststaande feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- [gedaagde] exploiteert een onderneming in de handel en reparatie van personen- en bedrijfsauto’s;
- [eiser] heeft op 12 juni 2023 een BMW 3L 3 B11 met [kenteken] (verder: de auto) voor een bedrag van € 10.200,00 gekocht van [gedaagde] ;
- op de terugreis na aankoop van de auto had [eiser] voor de eerste keer problemen met de auto (een kapotte brandstofpomprelais) en diende de auto te worden afgesleept. [gedaagde] heeft de auto afgesleept en de brandstofpomprelais kosteloos vervangen;
- kort nadat [eiser] de auto weer terug ontving van [gedaagde] kwam hij nogmaals met problemen langs de kant van de weg te staan. Uit een diagnose van de auto, uitgevoerd door Bosch, volgt dat de auto acht storingen weergeeft;
- op 27 juni 2023 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de vader van [gedaagde] over de auto;
- op 11 juli 2023 heeft [eiser] de overeenkomst tussen partijen bij brief van zijn gemachtigde ontbonden;
- op 15 juli 2023 heeft [gedaagde] aangeboden de auto na 16 augustus 2023 te herstellen. Hiermee is [eiser] niet akkoord gegaan.

3.Het geschil

2.1
[eiser] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair te verklaren voor recht dat de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten overeenkomst met betrekking tot de auto rechtmatig is ontbonden, subsidiair de overeenkomst tussen partijen te ontbinden;
- primair en subsidiair [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en schadevergoeding;
- meer subsidiair [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis de gebreken aan de auto te doen herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- primair, subsidiair en meer subsidiair [gedaagde] te veroordeling in de proces- en nakosten.
2.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de auto non-conform is. Het is op dit moment namelijk niet mogelijk om de auto te gebruiken wegens diverse gebreken aan de auto. [eiser] is tien minuten na zijn vertrek bij [gedaagde] al stil komen te staan met de auto wegens een defecte brandstofpomprelais. Die heeft [gedaagde] vervangen. Kort nadat [eiser] de auto weer kon ophalen bij [gedaagde] is [eiser] voor een tweede keer stil komen te staan langs de kant van de weg. [eiser] heeft vervolgens een diagnose van de auto laten uitvoeren, waaruit volgt dat de auto acht storingen geeft. Ook toen heeft [eiser] contact proberen om te nemen met [gedaagde] , maar heeft enkel de vader van [gedaagde] gesproken. Deze heeft hem telefonisch medegedeeld dat [gedaagde] niets meer zal doen aan de auto. Hierdoor raakte [gedaagde] van rechtswege in verzuim en stond het [eiser] vrij de overeenkomst tussen partijen te ontbinden. Dit heeft hij vervolgens ook gedaan, zodat [gedaagde] de aankoopprijs, te vermeerderen met schadevergoeding, aan [eiser] verschuldigd is. Nu hij deze onterecht onbetaald laat, is hij daarnaast ook nog de rente en kosten verschuldigd geworden.
2.3
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de auto te herstellen, terwijl hij dat meerdere malen heeft aangeboden. De tweede keer dat er problemen waren aan de auto was [gedaagde] zelf niet in Nederland. [eiser] heeft toen met de vader van [gedaagde] gesproken, maar die heeft niet aangegeven dat [gedaagde] niet bereid was de auto te herstellen. Hij heeft gezegd dat [eiser] na de vakantie van [gedaagde] kon terugbellen voor een afspraak. [gedaagde] is altijd bereid om er met de klant uit te komen.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat vast dat sprake is van consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), nu [eiser] handelde buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit en [gedaagde] handelde in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.
3.2
Uit artikel 7:18 lid 1 en 2 BW volgt vervolgens dat bij consumentenkoop een afgeleverde zaak (in dit geval de auto) aan de overeenkomst moet beantwoorden. Hiervan is sprake als – kort gezegd – de auto de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan [eiser] , als koper, de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Tussen partijen staat vast dat daar thans geen sprake van is, nu de auto stilstaat en acht storingen weergeeft. Ook staat tussen partijen vast dat deze gebreken zich binnen één jaar na aankoop hebben geopenbaard, zodat deze op grond van artikel 7:18a lid 2 BW worden vermoed bij aankoop aanwezig te zijn geweest. Dat dit niet het geval is geweest wordt bovendien niet aangevoerd door [gedaagde] . De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de auto de gebreken al had toen [eiser] de auto kocht.
3.3
[gedaagde] voert aan dat hij ten onrechte niet de mogelijkheid heeft gehad de gebreken te herstellen. Uit artikel 7:22 lid 1 BW in samenhang met artikel 7:21 lid 1 BW volgt immers dat [eiser] eerst [gedaagde] in de gelegenheid had moeten stellen de auto te herstellen (of te vervangen) voordat hij de overeenkomst kon ontbinden. [gedaagde] heeft die gelegenheid niet gehad, aldus [gedaagde] .
3.4
[eiser] stelt dat [gedaagde] wel in de gelegenheid is gesteld de auto te herstellen, maar dat zijn vader in een telefoongesprek met [eiser] heeft aangegeven daar niet toe over te zullen gaan. Hiermee is [gedaagde] tekortgeschoten in zijn verplichting om de auto te herstellen, maar is hij ook in verzuim geraakt op grond van artikel 6:83 onder c BW, zodat [eiser] direct kon overgaan tot de ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] betwist vervolgens gemotiveerd dat die mededeling is gedaan, nu hij aanvoert dat zijn vader zou hebben gezegd dat [eiser] na de vakantie van [gedaagde] kon terugbellen voor een afspraak.
3.5
Nu [eiser] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichting om de auto te herstellen en dat het verzuim van [eiser] van rechtswege is ingetreden en [gedaagde] deze stelling gemotiveerd betwist, dient [eiser] zijn stelling ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te bewijzen. Hij zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de vader van [gedaagde] hem telefonisch heeft medegedeeld dat [gedaagde] niet meer tot herstel van de auto zou overgaan.
3.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiser] toe, draagt hem voor zover nodig ambtshalve op, om door alle middelen rechtens en speciaal door middel van getuigen te bewijzen, dat dat de vader van [gedaagde] hem telefonisch heeft medegedeeld dat [gedaagde] niet meer tot herstel van de auto zou overgaan;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 10 april 2024 te 09:00 uuropdat [eiser] dan bij akte aangeeft of en zo ja op welke wijze hij het verlangde bewijs wenst te leveren;
bepaalt, voor het geval dat [eiser] dat bewijs schriftelijk wil leveren, dat hij uiterlijk op genoemde zitting daartoe stukken kan indienen middels toezending of afgifte aan de griffie;
bepaalt, voor het geval [eiser] dat bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dat hij uiterlijk op genoemde zitting het aantal en de personalia van de getuigen zal opgeven alsmede de verhinderdata van de getuigen en de wederpartij in de vijf maanden na voornoemde roldatum;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr.Van ‘t Nedereind en in het openbaar uitgesproken op
27 maart 2024.