Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
4.De beslissing
woensdag 24 april 2024 te 09.00 uuropdat Casade dan bij akte aangeeft of en zo ja op welke wijze zij het verlangde bewijs wenst te leveren;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024, staat de vraag centraal of gedaagde, die in een huurwoning verblijft, daadwerkelijk hoofdverblijf heeft in het gehuurde pand. Eiseres, Stichting Casade, heeft gedaagde aangeklaagd omdat zij vermoedt dat hij de woning zonder toestemming heeft onderverhuurd. Gedaagde heeft in zijn verdediging verschillende stukken overgelegd, waaronder bankafschriften, energiecontracten en foto's, om aan te tonen dat hij hoofdverblijf heeft in de woning. Eiseres betwist echter de geldigheid van deze bewijsstukken en stelt dat gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk in de woning woont.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 27 december 2023 gedaagde de gelegenheid gegeven om nadere stukken te overleggen om aan zijn verzwaarde stelplicht te voldoen. Gedaagde heeft hierop gereageerd met aanvullende bewijsstukken, maar eiseres blijft van mening dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat gedaagde hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De kantonrechter heeft overwogen dat gedaagde niet het volledige bewijs hoeft te leveren, maar enkel moet voldoen aan de verzwaarde stelplicht. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde voldoende bewijs heeft geleverd om aan deze stelplicht te voldoen, en heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om haar stellingen te bewijzen dat gedaagde de woning zonder toestemming heeft onderverhuurd.
De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering door eiseres, waarbij zij de mogelijkheid heeft om getuigen te horen of schriftelijk bewijs te leveren. De volgende zitting is gepland op 24 april 2024, waar eiseres moet aangeven op welke wijze zij het bewijs wil leveren. De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak voor eiseres om overtuigend bewijs te leveren van de onderverhuur door gedaagde.