Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de door [eiser] ingediende productie 9;
- de conclusie na de mondelinge behandeling van [bedrijf] met productie 14 tot en met 18;
- de conclusie na mondelinge behandeling van [eiser] met producties 10 tot en met 20;
- de antwoordconclusie na mondelinge behandeling van [gedaagde] ;
- de antwoordconclusie na mondelinge behandeling van [bedrijf] met productie 19;
- de antwoordconclusie na mondelinge behandeling van [eiser] ;
- de akte uitlaten productie van [eiser] .
2.De feiten
€ 537.885,00 contant opgenomen van zijn bankrekeningen.
In de periode 15 augustus 2017 tot 25 oktober 2022 waren er 3 gebruikers actief in de overeenkomst toegang voor internet bankieren waarvan de pas van [naam 2] nooit is geactiveerd
Inde periode 05 oktober 2022 tot heden zijn er 4 gebruikers actief waarvan de pas van [naam 2] nooit is geactiveerd
3.De vordering
4.De beoordeling
€ 10.000,00 per maand in contanten uitbetaalde aan [gedaagde] . Dit heeft tot en met juni 2019 geduurd. In totaal gaat het dus om een bedrag van € 200.000,00. [eiser] deed het geld in een envelop en overhandigde deze op kantoor en onder kantoortijd aan [gedaagde] . Vanaf juni 2019 vonden de contante betalingen per kwartaal plaats. Het contant te betalen bedrag bleef € 10.000,00. De betalingen vonden niet meer op kantoor plaats, maar na kantoortijd in het Van der Valk hotel in Breda, Tilburg of Gilze-Rijen. Vanaf juni 2019 zijn er 10 kwartaalbetalingen uitgevoerd, in totaal dus nog eens € 100.000,00. Anders dan bij de eerdere maandelijkse contante betalingen, was [gedaagde] bij de kwartaalbetalingen bereid een betaalbewijs te ondertekenen. [eiser] heeft 10 betaalbewijzen in het geding gebracht. Als er nog tegoed op de bankrekeningen staat, betreft dat bedragen die nog niet aan [gedaagde] zijn doorbetaald.
€ 300.000,00 in maandelijkse en later kwartaalbetalingen aan [gedaagde] heeft afgedragen. Tegelijkertijd volgt uit de eigen stellingen van [eiser] dat hij in totaal een bedrag van
€ 537.885,00 contant heeft opgenomen in de loop der jaren. Voor dit grote verschil tussen beide bedragen heeft [eiser] geen verklaring gegeven. De rechtbank constateert dat de stellingen die [eiser] heeft ingenomen ten aanzien van de met [gedaagde] gemaakte afspraken niet passen bij de hoogte van de door [eiser] opgenomen bedragen.
5.De beslissing
woensdag 31 januari 2024voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
april tot en met september 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,