ECLI:NL:RBZWB:2024:2063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
02-262545-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van tbs met voorwaarden naar tbs met verpleging van overheidswege na overtreding van voorwaarden

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verpleging van betrokkene, die eerder was veroordeeld tot tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft besloten dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, na een vordering van de officier van justitie. Betrokkene, geboren in 1994 en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Lelystad, heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden van de tbs. De rechtbank constateert dat er meerdere incidenten van agressief gedrag hebben plaatsgevonden, waaronder vernielingen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) waar hij verbleef. De reclassering heeft geadviseerd om de tbs met voorwaarden om te zetten naar tbs met verpleging van overheidswege, gezien de onhoudbaarheid van zijn verblijf in de kliniek en het gevaar dat hij voor anderen vormt. De rechtbank heeft in haar oordeel de eerdere veroordeling van 1 september 2022 in aanmerking genomen, waarbij betrokkene tbs met voorwaarden was opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de huidige situatie en het gedrag van betrokkene onvoldoende garanties bieden voor de veiligheid van hemzelf en anderen, en heeft daarom de vordering van de officier van justitie toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/262545-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2024
op de vordering van de officier van justitie tot het alsnog van overheidswege verplegen van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Lelystad
[betrokkene] zal hierna worden aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 29 februari 2024, die strekt tot de voorlopige verpleging van betrokkene;
- de vordering van de officier van justitie van 29 februari 2024, die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van genoemde betrokkene;
- het bevel van de rechter-commissaris van 1 maart 2024 tot voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene;
- de voortgangsverslagen van Verslavingszorg Noord-Nederland aan opdrachtgever, waarvan de laatste is van 16 oktober 2023;
- het advies van 13 november 2023 van Verslavingszorg Noord-Nederland aan opdrachtgever tot voortijdige negatieve beëindiging toezicht;
- het advies van 29 februari 2024 van Verslavingszorg Noord-Nederland aan opdrachtgever met het advies tot omzetting naar dwangverpleging.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 september 2022 is betrokkene wegens overtreding van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden. De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr.
De tbs is op 26 september 2022 aangevangen.
Op 17 november 2023 heeft de officier van justitie een vordering strekkende tot het (voorlopig) alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene ingediend.
De rechter-commissaris van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 17 november 2023 de vordering tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene toegewezen.
Bij beslissing van 29 december 2023 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vordering van de officier van justitie van 17 november 2023 afgewezen.
Op 29 februari 2024 heeft de officier van justitie wederom een vordering strekkende tot het (voorlopig) alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene ingediend.
De rechter-commissaris van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 1 maart 2024 de vordering tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene toegewezen.
Op de openbare zitting van de rechtbank van 15 maart 2024 is de vordering strekkende tot het alsnog van overheidswege van betrokkene van 29 februari 2024 behandeld. Tijdens deze zitting is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht. Tevens zijn gehoord de officier van justitie mr. E.M.H.B.C. van Aalst en de [deskundige] , reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft in het rapport van 29 februari 2024 geadviseerd de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs met verpleging van overheidswege.
Nadat de rechtbank op 29 december 2023 de eerdere vordering tot omzetting naar dwangverpleging van 17 november 2023 heeft afgewezen, verbleef betrokkene van 11 januari tot 1 februari 2024 ter overbrugging in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) [FPK] . Op 1 februari 2024 is betrokkene voor een derde behandelpoging opnieuw opgenomen in de FPK in [plaats] , [afdeling] .
In de FPK [plaats] weigerde betrokkene mee te werken aan zijn behandeling. Sinds 22 februari 2024 vertoonde betrokkene agressief gedrag in zijn kamer en op de afdeling. Hij vernielde doelbewust spullen zoals zijn televisie en de waterkraan in zijn kamer. Ook volgde hij aanwijzingen van het personeel van de kliniek niet op. Betrokkene gaf aan dat het deels uit frustratie en deels uit boosheid was. Hij vindt zijn gedrag gerechtvaardigd en laat merken geen spijt te hebben van zijn gedrag. Hij legt de verantwoordelijkheid volledig bij de kliniek.
Op 26 februari 2024 heeft betrokkene in gesprek met zijn regiebehandelaar aangegeven dat zijn spanningen na het gesprek met de reclassering op 21 februari 2024 erg waren opgelopen. Hij vertrouwt de reclasseringsmedewerker niet, omdat deze persoon eerder het advies tot omzetting naar tbs met dwangverpleging heeft geschreven. Hij houdt de reclassering verantwoordelijk voor zijn verblijf in de FPK [plaats] , terwijl hij daar niet naar terug wilde keren. Ook is betrokkene van mening dat het huidige beveiligingsniveau niet bij hem past. Hij gaf bovendien aan dat hij zich minder veilig voelt op de afdeling, nadat bekend is geworden dat hij een zedendelict heeft gepleegd.
Tussen 24 februari en 27 februari 2024 is betrokkene meermalen naar de open separeer begeleid. Ook heeft de kliniek in dit korte tijdsbestek twee keer alarm moeten maken. Sinds 27 februari 2024 verbleef betrokkene op basis van vrijwilligheid in de open separeerruimte. Betrokkene bleef herhalen niet mee te werken aan behandeling. Hij gaf aan dit eventueel wel in een andere kliniek te willen, maar is hier ambivalent in. De kliniek heeft onderzoek gedaan naar de noodzaak en mogelijkheden van een crisismaatregel. Gelet op het gedrag van betrokkene is hiervan geen sprake.
De reclassering concludeert dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden. Hij volgt de aanwijzingen van de kliniek niet op en is niet gemotiveerd voor behandeling binnen de FPK in [plaats] . Daarnaast is gelet op het voorgaande het verblijf van betrokkene binnen de klinische setting onhoudbaar, omdat het ontwrichtend werkt voor het behandelklimaat op de afdeling.
Op zitting heeft de deskundige Hoogeveen daaraan nog toegevoegd dat betrokkene continu weigert om mee te werken aan de uitvoering van de tbs met voorwaarden. Daardoor worden zowel de reclassering als de kliniek klem gezet. Omdat betrokkene niet wil meewerken, is het onmogelijk om uitvoering te geven aan de voorwaarden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is op zitting bij haar vordering gebleven dat betrokkene alsnog van overheidswege wordt verpleegd. Betrokkene is zelfbepalend. Betrokkene wil graag naar een FPA, maar tijdens zijn eerste verblijf op de FPA is dit niet goed gegaan. Hij wil niet naar de FPK en vindt de afdeling niet bij hem passen, maar deze afdeling is door deskundigen geïndiceerd. De manier waarop betrokkene zijn frustratie hierover uit, is meer dan zorgelijk. Hij vernielt bewust dingen op de afdeling en neemt hier geen verantwoordelijkheid voor. Ook wil betrokkene geen behandeling en hij wenst niet te praten over het delict. De officier van justitie heeft er dan ook geen vertrouwen in dat een vierde behandelpoging op een andere FPK verbetering gaat bieden. Betrokkene heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden en dit rechtvaardigt een omzetting naar dwangverpleging. In tegenstelling tot bij de voorgaande vordering tot omzetting is er nu ook sprake van acuut delictgevaar. Er hebben meerdere agressieve incidenten en vernielingen plaatsgevonden. Ook heeft de kliniek twee keer alarm moeten slaan omdat de veiligheid op de afdeling in het geding kwam. Er is dan ook sprake van gevaar voor anderen. De vordering tot het alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene is dan ook toewijsbaar.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft op zitting verklaard dat in het eerste NIFP-rapport was aangegeven dat FPK [plaats] niet aan de orde was vanwege veiligheidsredenen. Hij vindt het dan ook onlogisch dat hij daar toch is geplaatst. Betrokkene eist dat hij wordt overgeplaatst naar een FPA. Hij wil toewerken naar begeleid wonen.
De verdediging heeft bepleit dat betrokkene verre van agressief of gevaarlijk is. De vernielingen zijn gedaan uit pure frustratie, omdat hij weer was teruggeplaatst in FPK [plaats] . Dit vormt geen rechtvaardiging, maar een verklaring. Betrokkene heeft zonder problemen en incidenten verbleven in de [FPK] en in de penitentiaire inrichting in Lelystad. In het advies is onvoldoende onderbouwd dat betrokkene een gevaar is voor anderen, dan wel voor zichzelf. Daarnaast staat in het advies dat betrokkene niet gemotiveerd is voor behandeling. Dit is niet juist. Betrokkene heeft enkel verklaard dat hij niet gemotiveerd is voor behandeling binnen FPK [plaats] . Ook is in het advies onvoldoende gemotiveerd waaruit blijkt dat betrokkene nergens anders geplaatst kan worden en waarom dit niet is onderzocht.
De verdediging voert voorts aan dat op 6 mei 2024 het hoger beroep van de onderliggende zaak wordt behandeld. Gelet op de recent afgelegde getuigenverklaringen is het de vraag of betrokkene dan weer veroordeeld gaat worden.
Gelet op al het voorgaande bepleit de verdediging primair om de vordering strekkende tot het alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene af te wijzen en subsidiair om de behandeling op zitting aan te houden en het hoger beroep in de onderliggende zaak af te wachten.

6.Het oordeel van de rechtbank

Aan betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 september 2022 onder meer tbs met voorwaarden opgelegd. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is nog in behandeling bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en op 6 mei 2024 staat de zitting gepland. Het staat dus nog niet onherroepelijk vast dat betrokkene wordt veroordeeld en als hij wordt veroordeeld of aan hem een al dan niet voorwaardelijke tbs-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank heeft in het vonnis van 1 september 2022 echter bevolen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Als een tbs met voorwaarden is opgelegd en dadelijk uitvoerbaar is verklaard, kan deze worden omgezet in een tbs met verpleging van overheidswege, ook als het veroordelend vonnis nog niet onherroepelijk is. Dat volgt uit jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank, indien de ter beschikking gestelde een voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, gedurende de looptijd van de tbs bevoegd is te beslissen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Uit het rapport van de reclassering van 29 februari 2024 en de behandeling op zitting is gebleken dat betrokkene de voorwaarden heeft overtreden. Betrokkene is niet gemotiveerd voor behandeling binnen de FPK [plaats] en hij weigert dan ook mee te werken aan zijn behandeling. Ook volgt betrokkene de aanwijzingen van de kliniek niet op. Het betrof de derde behandelpoging en deze is niet geslaagd. Daarnaast dramt betrokkene zijn wil door om naar een FPA overgeplaatst te worden. Om deze overplaatsing te bereiken heeft betrokkene zich steeds agressiever opgesteld. Zo hebben er in februari 2024 verschillende incidenten plaatsgevonden, waarbij betrokkene doelbewust vernielingen heeft aangebracht in de kliniek. Ook heeft de kliniek vanwege bedreigende situaties op de afdeling in een kort tijdsbestek tot twee keer toe alarm moeten maken. Het verblijf van betrokkene op de afdeling werkt dan ook ontwrichtend voor het behandelklimaat binnen de kliniek. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking bij betrokkene. De rechtbank begrijpt deze conclusie van de reclassering en vindt die goed onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het huidige juridische kader van een tbs met voorwaarden onvoldoende garanties biedt voor de veiligheid van betrokkene en anderen. Dit betekent dat ook het belang van de veiligheid van anderen vereist dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt voorts dat rechtbank in het vonnis van 1 september 2022 reeds heeft overwogen dat de tbs met voorwaarden is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de tbs-maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tbs met voorwaarden omzetten in een (ongemaximeerde) tbs met verpleging van overheidswege.

7.De beslissing.

De rechtbank beveelt dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van Riet, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2024.
Mr. J. van Riet is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.