ECLI:NL:RBZWB:2024:2062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
02-811576-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na overtreding van bijzondere voorwaarden

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, die op 23 april 2021 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld, zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn invrijheidstelling waren verbonden. De officier van justitie had een vordering ingediend tot gehele herroeping van de v.i. omdat de veroordeelde de voorwaarden had overtreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en dat hij de oorzaak van zijn overtredingen buiten zichzelf zoekt. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met het feit dat de veroordeelde nog niet de eerdere herroeping van 180 dagen heeft ondergaan. Daarom heeft de rechtbank besloten de vordering tot herroeping gedeeltelijk toe te wijzen voor een periode van 365 dagen, in plaats van de door de officier van justitie gevraagde 1230 dagen. De rechtbank benadrukte dat het nu aan de veroordeelde is om te bewijzen dat hij in staat is om zich aan de voorwaarden te houden, vooral nu hij in september 2024 vader wordt. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/811576-11
Zaaknummer v.i.: 99-000246-17
beslissing op de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Rotterdam

1.De voorgeschiedenis

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Zeeland-West Brabant onder parketnummer 02/800794-12 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van
3 maandenvoor openlijke geweldpleging en vernieling, meermalen gepleegd.
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Zeeland-West Brabant onder parketnummer 02/227141-12 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van
1 maandvoor opzetheling.
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Zeeland-West Brabant onder parketnummer 02/812102-12 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van
5 jarenvoor wederrechtelijke vrijheidsberoving, openlijke geweldpleging, mishandeling en poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Bij onherroepelijk arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder parketnummer 20/003985-13 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van
7 jarenvoor medeplegen poging tot doodslag en medeplegen van afpersing.
Veroordeelde is op 23 april 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Op dat moment is de proeftijd van 1410 dagen gaan lopen, met een strafrestant van 1410 dagen.
Veroordeelde is voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn de volgende bijzondere voorwaarden verbonden aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.):
- contactverbod;
- locatiegebod en medewerking aan elektronische monitoring op dit locatiegebod;
- meldplicht bij de reclassering te Breda;
- drugs- en alcoholverbod en onderzoeksplicht;
- ambulante behandeling door deskundige of zorginstelling;
- andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende.
Bij uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2022 is de v.i. herroepen voor de duur van 180 dagen. Deze herroeping is nog niet geëxecuteerd.

2.De procesgang

De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot gehele herroeping van de v.i., omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
Het dossier bevat onder andere de volgende stukken:
- het besluit van 9 april 2021 tot v.i. met ingang van 23 april 2021;
- de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2022 tot gedeeltelijke herroeping van de v.i. voor een periode van 180 dagen;
- het advies van de reclassering aan de opdrachtgever tot voortijdige negatieve beëindiging van 19 januari 2024;
- de vordering tot herroeping v.i. van de officier van justitie van 29 januari 2024;
- de justitiële documentatie van veroordeelde van 4 maart 2024.
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 15 maart 2024. Op zitting is veroordeelde gehoord, bijgestaan door mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam. Ook zijn gehoord de officier van justitie mr. E.M.H.B.C. van Aalst en de [deskundige] , reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering adviseert in het rapport van 19 januari 2024 dat het reclasseringstoezicht voortijdig negatief wordt beëindigd. Veroordeelde heeft namelijk de bijzondere voorwaarden overtreden. Ook is op verschillende momenten tijdens dit reclasseringstoezicht geconcludeerd dat het voor veroordeelde onmogelijk lijkt om zich te houden aan de gestelde voorwaarden. Zo heeft er op 8 oktober 2021 een waarschuwingsgesprek plaatsgevonden met de heer [naam] , advocaat-generaal van de Centrale Voorziening v.i. omdat veroordeelde zich onvoldoende hield aan het locatiegebod. Daarna is gebleken dat veroordeelde op 25 februari 2022 om 15.39 uur zijn woning heeft verlaten en tot op heden niet is teruggekeerd. Hiermee heeft veroordeelde zijn locatiegebod overtreden. Verder heeft de reclassering op 29 oktober 2021 een advies tot voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht geschreven omdat veroordeelde het drugs- en alcoholverbod had overtreden. Daarnaast is geprobeerd op verschillende dagen en tijdstippen in contact met veroordeelde te komen. Zijn telefoon is uitgeschakeld en via zijn familie is het niet gelukt om veroordeelde te spreken. Ook na de beslissing van de rechtbank van 29 maart 2022 tot gedeeltelijke herroeping van de v.i. is er geen contact met veroordeelde meer geweest. Gelet hierop ziet de reclassering geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking, ook niet na een gedeeltelijke herroeping van de v.i. De reclassering verzoekt de rechtbank dan ook of zij ontheven kan worden van de taak om toezicht te houden op de voorwaarden.
Op zitting heeft [deskundige] daar aan toegevoegd dat het rapport van de reclassering is geschreven toen niet bekend was dat veroordeelde daarna is aangehouden en veroordeeld voor een nieuw strafbaar feit. Ook was op het moment van schrijven van het rapport niet bekend dat veroordeelde vader wordt in september 2024, zoals veroordeelde op zitting heeft verklaard. Ondanks dat aanstaande vaderschap blijft de deskundige bij de inhoud van het rapport van de reclassering van 19 januari 2024. Dit gelet op de negatieve ervaringen die de reclassering in het verleden heeft gehad met veroordeelde. Het ontbreekt de reclassering aan vertrouwen dat er gekomen kan worden tot gedragsverandering bij veroordeelde.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot een gehele herroeping van de v.i. voor een periode van 1230 dagen. Veroordeelde is op geen enkele manier bereikbaar geweest voor de reclassering. Hij heeft voldoende waarschuwingen en kansen gehad. De omstandigheid dat veroordeelde in september 2024 vader wordt maakt dit niet anders. Veroordeelde heeft nadat dit nieuws bij hem bekend werd niet zelf de verantwoordelijk genomen om contact op te nemen met de reclassering. De officier van justitie ziet geen reden voor een gedeeltelijke herroeping. Veroordeelde heeft immers op zitting verklaard dat hij niks nodig heeft. Ook is er na de vorige gedeeltelijke herroeping van 180 dagen door de reclassering geen contact met veroordeelde verkregen.

5.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft op zitting verklaard dat de band met zijn voormalig begeleider bij de reclassering niet goed was voordat de v.i. voor 180 dagen werd herroepen. Dit is uiteindelijk hoog opgelopen, waardoor hij de keuze heeft gemaakt om zich te onttrekken aan de voorwaarden. Ook heeft hij zijn enkelband doorgeknipt, omdat hij bij de uitvaart van zijn oom in België wilde zijn en hij hiervoor geen toestemming kreeg van de reclassering. Veroordeelde neemt het zichzelf achteraf kwalijk dat hij deze keuzes heeft gemaakt. Hij wil in de toekomst graag zijn verantwoordelijkheid nemen, omdat zijn moeder ziek is en hij in september vader wordt.
De verdediging heeft primair bepleit om de vordering af te wijzen, omdat veroordeelde zijn eerdere herroeping van de v.i. voor een periode van 180 dagen nog moet uitzitten. Hij heeft dan ook nog niet ervaren hoe een (gedeeltelijke) herroeping van de v.i. voelt. Subsidiair wordt bepleit de herroeping gedeeltelijk toe te wijzen, waarbij voor de duur wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Indien de vordering integraal wordt toegewezen verliest veroordeelde ieder perspectief voor zijn eigen toekomst en de toekomst van zijn aanstaande gezin.

6.Het oordeel van de rechtbank

Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vordering, nu de vordering op 29 januari 2024 is ontvangen en de grond bevat waarop zij berust.
Het overtreden van de bijzondere voorwaarden betekent in beginsel een herroeping van de v.i.. Op basis van het advies van de reclassering en wat op zitting is besproken, kan worden vastgesteld dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden verbonden aan de v.i.. Daarbij heeft de rechtbank op zitting geconstateerd dat veroordeelde geen verantwoordelijkheid neemt voor het overtreden van de voorwaarden en hij de oorzaak daarvoor buiten zichzelf zoekt. Het toewijzen van de vordering herroeping is dan ook op zijn plaats.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld voor welke periode de v.i. moet worden herroepen.
In dat verband heeft de verdediging terecht opgemerkt dat veroordeelde nog niet de eerdere herroeping van 180 dagen heeft ondergaan, hetgeen uiteraard nog moet gebeuren. Het is de rechtbank opgevallen dat de reclassering heel lang heeft gewacht met het opmaken en versturen van een advies voortijdige negatieve beëindiging. Mocht in de toekomst weer sprake zijn van overtreding van de voorwaarden, dan is een eerder advies voortijdige negatieve beëindiging wenselijk en kan het Openbaar Ministerie ook snel een nieuwe vordering herroeping aanhangig maken.
Voor nu wil de rechtbank veroordeelde de kans om een toekomst op te bouwen met zijn gezin niet voor een periode van nog eens drie jaar ontnemen. Een jaar (365 dagen) is op dit moment voldoende en dan kan veroordeelde daarna bewijzen dat zijn kindje hem echt motiveert om zich dan wel aan de voorwaarden te houden. Voor dat deel zal de rechtbank de vordering toewijzen.
Het strafrestant zal gelet op het toegewezen deel nog 865 dagen bedragen (1230 – 365 = 865 dagen).
De rechtbank realiseert zich dat zij de reclassering opnieuw belast met het houden van toezicht, terwijl zij zich al fors heeft ingespannen voor veroordeelde. Het is nu aan hem om te laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden.

7.De beslissing.

De rechtbank
-
wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
gedeeltelijk toe;
- herroept de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van
365 dagenen gelast dat dit deel van de vrijheidsstraf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2024.
Mr. J. van Riet is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.