ECLI:NL:RBZWB:2024:2027
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Terneuzen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats 1] vastgesteld op € 334.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 250.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen geen zitting nodig achtten, waardoor het onderzoek op 18 maart 2024 is gesloten.
De rechtbank beoordeelt of de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van belanghebbende en de verdediging van de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door gebruik te maken van een taxatierapport van 25 september 2021. Dit rapport toonde een waarde van € 352.000 aan, met referentiewoningen die voldoende vergelijkbaar waren met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.