ECLI:NL:RBZWB:2024:2019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3488 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 16 november 2023, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, die op 12 mei 2023 was genomen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat de reden was voor de niet-ontvankelijkheid.

In de verzetzaak heeft de opposant aangevoerd dat hij het griffierecht op 4 juli 2023 tijdig had betaald en heeft hij een betalingsbewijs overgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het overgelegde bewijs niet het juiste betalingskenmerk bevatte, maar verwees naar een ander beroep dat de opposant had ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat het griffierecht voor het betreffende beroep tijdig was betaald.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat zij alleen kan oordelen over de vraag of de eerdere uitspraak terecht was, en dat de inhoud van de beroepsgronden pas aan de orde komt als het verzet gegrond zou zijn. Aangezien de rechtbank geen aanleiding zag om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak, heeft zij het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3488 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 op het verzet van

[opposant], te [plaats], opposant.

Procesverloop

1. Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
1.1.
Bij uitspraak van 16 november 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.3.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het griffierecht niet tijdig was betaald.
2.1.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
2.2.
Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij het griffierecht op 4 juli 2023, en daarmee tijdig, heeft betaald. Ter onderbouwing overlegt hij een betalingsbewijs.
2.3.
De verzetrechter stelt vast dat opposant een overzicht met transactiedetails uit de digitale omgeving van de bank heeft overgelegd, waaruit blijkt dat op 4 juli 2023 een bedrag van € 184,- is overgemaakt naar het Landelijk Diensten Centrum Rechtspraak (LDCR) onder vermelding van een ander betalingskenmerk dan het betalingskenmerk dat in de aan opposant verzonden nota griffierecht stond. Als betalingskenmerk is namelijk BRE 23/03487 vermeld. Dit kenmerk heeft betrekking op een ander beroep dat eiser heeft ingediend bij deze rechtbank. Met het overgelegde betalingsbewijs heeft opposant dus niet aangetoond het griffierecht in dit beroep (tijdig) te hebben betaald.
2.4.
In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 16 november 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak in stand blijft.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 9 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.