In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die door de minister uiterlijk op 1 juni 2023 moest worden beslist, maar deze beslissing is uitgebleven. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld, wat door de rechtbank als kennelijk gegrond wordt beschouwd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en legt de minister op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank benadrukt dat de minister in eerdere procedures al had aangegeven dat de aanvraag buiten de gefaseerde werkwijze behandeld zou worden, maar desondanks is er geen tijdige beslissing genomen.
Eiseres krijgt gelijk in deze zaak, en de rechtbank bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.