Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [Eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat een pad op het perceel van de gedaagden moet worden aangemerkt als een openbare weg, en dat de gedaagden verplicht zijn om dit pad weer toegankelijk te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het pad, dat door wandelaars en fietsers werd gebruikt, voldoet aan de criteria van een openbare weg volgens artikel 4 van de Wegenwet. De rechtbank oordeelde dat het pad gedurende dertig jaar toegankelijk is geweest voor eenieder, en dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het pad af te sluiten. Echter, de rechtbank heeft de vordering tot herstel van het pad afgewezen, omdat [eiseres] onvoldoende belang heeft aangetoond bij het gebruik van het pad. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de toegankelijkheid van wegen en de rechten van omwonenden.