ECLI:NL:RBZWB:2024:1994
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden en verzoek om vrijstelling van gemeentelijke belastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarden van twee onroerende zaken vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021, respectievelijk € 38.000 en € 40.000. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardes, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond. In een latere reactie op de beroepen, stelde de heffingsambtenaar dat de waarde van het eerste object moest worden verlaagd naar € 36.000, terwijl de waarde van het tweede object gehandhaafd kon blijven.
De rechtbank concludeert dat er tussen partijen geen geschil meer bestaat over de WOZ-waardes, behalve voor het eerste object, waarvan de waarde wordt verlaagd. De rechtbank is echter niet bevoegd om te beslissen over het verzoek van de belanghebbende om vrijstelling van gemeentelijke belastingen, en verwijst hiervoor naar de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar voor het eerste object en vermindert de WOZ-waarde naar € 36.000, terwijl het beroep voor het tweede object ongegrond wordt verklaard. De heffingsambtenaar moet het griffierecht aan de belanghebbende vergoeden, maar er worden geen proceskosten vergoed.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.