ECLI:NL:RBZWB:2024:1992

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
22/3080
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting door de rechtbank

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende 23 naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende, die niet op de zitting verscheen, had bezwaar aangetekend tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juni 2022. De heffingsambtenaar had de bezwaren ongegrond verklaard, maar herzag later zijn besluit en besloot om 18 van de 23 naheffingsaanslagen uit coulance te vernietigen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 september 2023, maar de belanghebbende was niet aanwezig, ondanks meerdere pogingen van de griffier om hem te bereiken op zijn adres. De rechtbank concludeerde dat de uitnodiging om te verschijnen op de zitting op de juiste wijze was verzonden.

Tijdens de procedure heeft de heffingsambtenaar zijn standpunt verduidelijkt en aangegeven dat hij de eerste naheffingsaanslag handhaaft, terwijl de overige vier naheffingsaanslagen voor vernietiging in aanmerking komen. De rechtbank oordeelde dat er feitelijk geen geschil meer bestond tussen partijen, aangezien de heffingsambtenaar had aangegeven de meeste aanslagen te willen vernietigen. De rechtbank besloot dat de naheffingsaanslag van 14 april 2022 in stand moest blijven, terwijl de overige 22 naheffingsaanslagen vernietigd werden. De rechtbank wees ook op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenvergoeding, maar bepaalde dat het griffierecht aan de belanghebbende moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3080, 22/3340 tot en met 22/3348 en 22/3350 tot en met 22/3362
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende 1], uit [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juni 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over de periode van 14 april 2022 tot en met 7 mei 2022 in totaal 23 naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd. Het gaat daarbij om deze aanslagnummers:
[tabel met 23 aanslagnummers en zaaknummers]
1.3.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende op 2 juni 2022 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij alle naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende heeft op 20 juni 2022 een beroepschrift ingediend met betrekking tot alle 23 naheffingsaanslagen.
1.5.
Bij brief van 23 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar zijn besluit van 2 juni 2022 herzien en besloten om de eerste vijf naheffingsaanslagen in stand te laten en de overige 18 naheffingsaanslagen uit coulance te zullen vernietigen.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen mr. M.P Meurs namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 juni 2023 aan belanghebbende op [adres 1] in [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Deze uitnodiging is op 6 juli 2023 door PostNL retour gestuurd aan de rechtbank omdat de uitnodiging niet is afgehaald van een PostNL-locatie. Uit de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie is gebleken dat belanghebbende met ingang van 24 december 2022 is verhuisd naar de [adres 2] te [plaats] . De griffier heeft de uitnodiging nogmaals per aangetekende post naar dit nieuwe adres verzonden. Ook deze uitnodiging is op 31 juli 2023 door PostNL retour gestuurd aan de rechtbank omdat de uitnodiging niet is afgehaald van een PostNL-locatie. De uitnodiging is vervolgens op 31 juli 2023 per gewone post naar het nieuwe adres van belanghebbende verzonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van belanghebbende.
1.7.
De rechtbank heeft aan het slot van de mondelinge behandeling ter zitting besloten de zaken aan te houden en de heffingsambtenaar opdracht gegeven om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen.
1.8.
De heffingsambtenaar heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken op 28 september 2023 ingediend. Vervolgens heeft hij op 7 december 2023 een nadere reactie [1] ingediend. In de nadere reactie geeft de heffingsambtenaar aan dat hij de eerste naheffingsaanslag handhaaft en dat de nog vier resterende naheffingsaanslagen voor vernietiging in aanmerking komen.
1.9.
Met dagtekening 8 december 2023 heeft de heffingsambtenaar de rechtbank per e-mail laten weten dat wat hem betreft een nadere zitting achterwege kan blijven.
1.10.
De rechtbank heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en de nadere reactie van de heffingsambtenaar op 18 december 2023 aan belanghebbende toezonden en daarbij laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of belanghebbende het daarmee eens is. Omdat belanghebbende vervolgens niet om een zitting heeft verzocht heeft de rechtbank op 9 februari 2024 beide partijen bericht dat het onderzoek is gesloten en dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
1.11.
De aangekondigde termijn is helaas niet haalbaar gebleken. De rechtbank heeft daarom de uitspraaktermijn met enkele dagen verlengd. Om redenen van doelmatigheid maakt de rechtbank melding van deze korte verlenging in deze uitspraak in plaats van het sturen van brieven aan partijen.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het niet rechtvaardig vindt dat er 23 naheffingsaanslagen zijn opgelegd, en dat hij bereid is één naheffingsaanslag te betalen.
2.2.
Het standpunt van de heffingsambtenaar is gedurende de beroepsprocedure duidelijk geworden. De brief van de heffingsambtenaar van 23 juni 2022 vraagt om nadere duiding. De heffingsambtenaar noemt dit een
correctie op de uitspraak op bezwaar. Echter, de heffingsambtenaar kan niet opnieuw, dus voor een tweede keer, uitspraak op bezwaar doen of een uitspraak op bezwaar herstellen. Daar komt bij dat reeds op 20 juni 2022 door belanghebbende beroep was ingesteld tegen de originele uitspraak op bezwaar. De rechtbank merkt de brief van 23 juni 2022 daarom aan als een “standpuntbepaling van 23 juni 2022” van de heffingsambtenaar (naar aanleiding van het beroep van belanghebbende).
2.3.
Dit herhaalt zich met betrekking tot het nadere stuk van de heffingsambtenaar van 7 december 2023. Dit stuk krijgt niet de vermelding
verweerschrift, omdat het is ingediend ná de sluiting van het vooronderzoek (en verzending van de zittingsuitnodigingen) door de rechtbank. De rechtbank spreekt daarom van de “nadere reactie van 7 december 2023”.
2.4.
Nu de heffingsambtenaar in zijn standpuntbepaling van 23 juni 2022 heeft aangekondigd 18 naheffingsaanslagen te zullen vernietigen en in zijn nadere reactie van 7 december 2023 kenbaar maakt nog vier naheffingsaanslagen te zullen vernietigen, leidt de rechtbank daaruit af dat feitelijk tussen partijen geen geschil meer bestaat waarover de rechtbank nog moet oordelen. Deze uitspraak is dus bedoeld om het gelijkluidende standpunt van partijen en de gevolgen daarvan te bekrachtigen.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag van 14 april 2022, met [aanslagnummer 1] in stand moet blijven.
3.2.
De rechtbank concludeert verder dat de andere 22 naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd, voor zover dat is al is gebeurd.
3.3.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. Wel dient aan belanghebbende het griffierecht te worden vergoed.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer 22/3348 betreffende [aanslagnummer 2] ongegrond;
  • verklaart de overige beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar van 2 juni 2022 behoudens voor zover deze ziet op de aanslag met [aanslagnummer 2] ;
  • laat de naheffingsaanslag met [aanslagnummer 1] in stand;
  • vernietigt de overige naheffingsaanslagen, voor zover dat niet reeds is gebeurd;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 25 maart 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Door de heffingsambtenaar aangeduid als verweerschrift