ECLI:NL:RBZWB:2024:1976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_1676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering evenementenvergunning op basis van te late indiening en openbare orde

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijf], beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Breda, waarin de aanvraag voor een evenementenvergunning voor een evenement op 26 en 27 april 2022 werd geweigerd. De burgemeester had de aanvraag afgewezen op 23 januari 2023, met als reden dat de aanvraag te laat was ingediend en niet compleet was. Eiser had de aanvraag pas op 14 maart 2022 ingediend, terwijl voor een C-evenement een termijn van ten minste 15 weken voor de aanvang van het evenement vereist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de aanvraag te weigeren op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Breda, die bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en veiligheid.

Tijdens de zitting op 8 februari 2024 heeft eiser betoogd dat hij als organisator te maken had met de nasleep van coronamaatregelen en dat de gemeente onvoldoende capaciteit had om aanvragen goed te behandelen. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester terecht had gesteld dat de aanvraag te laat was ingediend en dat er onvoldoende tijd was om de aanvraag zorgvuldig te beoordelen. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet onredelijk had gehandeld door de aanvraag te weigeren, gezien de noodzaak om de openbare orde en veiligheid te waarborgen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.P. Broeders en griffier P.H.M. Verdonschot op 21 maart 2024, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1676 VEROR

uitspraak van 21 maart 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [bedrijf] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. A.A. Westers
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

gemachtigde: mr. C. Brouwers

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van 23 januari 2023 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van de aanvraag voor een vergunning voor het [evenement] op 26 april 2022 om 18:00 uur t/m 27 april 2022 om 23:00 uur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 februari 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.A. Westers en door [naam 1] .
De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] .

Overwegingen

1.1
Op 14 maart 2022 heeft [eiser] namens [bedrijf] - een vergunning aangevraagd voor het [evenement] op 26 april 2022 om 18:00 uur t/m 27 april 2022 om 23:00 uur. In de aanvraag staat is aangegeven dat in totaal 34.000 personen verwacht worden, waarvan maximaal 17.000 personen tegelijk.
Bij besluit van 25 maart 2022 - gericht aan [bedrijf] t.a.v. [eiser] - heeft de burgemeester de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser de aanvraag te laat heeft ingediend en omdat de aanvraag op een aantal punten niet compleet was.
Tegen dit besluit heeft eiser - namens [b.v.] i.o. - op 31 maart 2022 een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit - gericht aan [bedrijf] t.a.v. [eiser] - heeft de burgemeester – op advies van de bezwaarschriftencommissie – het primaire besluit herroepen en de aanvraag geweigerd in het belang van de openbare orde en de openbare veiligheid.
Tegen dit besluit heeft de advocaat-gemachtigde - namens [bedrijf] , de heer [eiser] - beroep ingesteld.
1.2
Op verzoek van de rechtbank heeft de advocaat-gemachtigde een KvK-registratie overgelegd van [b.v.] . Die rechtspersoon is op 22 april 2022 opgericht.
2. De rechtbank stelt vast dat [b.v.] de evenementenvergunning niet heeft aangevraagd. Evenmin is gebleken dat deze rechtspersoon anderszins als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het primaire besluit van 25 maart 2022. Door eiser zijn nog enkele KvK-registraties overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat hij directeur-grootaandeelhouder is van een middellijke bestuurder van [b.v.] Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [b.v.] geen belanghebbende was in de bezwaarprocedure en dat het bezwaarschrift geacht moet worden te zijn ingediend door eiser [eiser] op persoonlijke titel (en niet namens [b.v.] i.o.). Omdat het beroep ook door eiser [eiser] (namens [bedrijf] ) is ingediend is dit beroep ontvankelijk.
3. In navolging van de Bezwaarschriftencommissie heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag niet buiten behandeling gesteld had mogen worden omdat eiser als aanvrager niet in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag conform artikel 4:5 van de Awb aan te vullen. Het primaire besluit is daarom herroepen en de burgemeester heeft vervolgens inhoudelijk op de aanvraag beslist en de aanvraag geweigerd in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid.
4. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van de APV Breda kan een vergunning of ontheffing in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
Krachtens artikel 1:7, tweede lid, van de APV kan een vergunning of ontheffing ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor, behoudens uitzonderingen, minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2:11, vierde lid, aanhef en onder b, van de APV kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:7, de vergunning worden geweigerd, gewijzigd of ingetrokken indien dit noodzakelijk is voor de openbare orde en veiligheid of de bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving;
Artikel 2:11, vijfde lid, van de APV bepaalt dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 1:7, tweede lid, een aanvraag voor een vergunning voor een A-evenement ten minste 10 weken en een aanvraag voor een B- en een C-evenement tenminste 15 weken voor aanvang van dit evenement volledig dient te zijn ingediend bij de burgemeester.
Artikel 2.10, zesde lid, van de APV bepaalt dat onder een C-evenement wordt verstaan een risicovol evenement.
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij als organisator van het [evenement] te maken had met de nasleep van de lockdown, coronamaatregelen, het haperende [applicatiesysteem] en onvoldoende capaciteit bij de gemeente Breda om de aanvragen goed te begeleiden en te behandelen. Eiser heeft er op gewezen dat hij het evenement al op 11 oktober 2021 heeft aangemeld voor de evenementenkalander. Hij is van mening dat de weigeringsgronden – het belang van de openbare orde en de openbare veiligheid – zich niet voordoen. Eiser heeft aangegeven dat hij een ervaren en professionele organisator is en op de relevante aspecten, waaronder de openbare orde en veiligheid, samenwerkt met zeer professionele partijen. Omdat de weigeringsgronden zich niet voordoen is de vergunning volgens eiser ten onrechte geweigerd. Daarnaast heeft hij betoogd dat ondanks het haperende systeem de relevante stukken voor de beoordeling zijn aangeleverd. Dat er vervolgens te weinig tijd zou zijn om de stukken te beoordelen en in behandeling te nemen en vervolgens in goed overleg om aanvullende stukken te verzoeken zodat die ook nog kunnen worden aangeleverd is door het buiten de termijnen reageren en beslissen aan verweerder zelf te wijten, aldus eiser.
5.1
De burgemeester heeft blijkens het bestreden besluit de aanvraag geweigerd omdat de aanvraag te laat was ingediend waardoor er onvoldoende tijd was om de aanvraag zorgvuldig en (veiligheids-)kritisch te kunnen beoordelen. De aanvraag was dermate onvolledig en de periode voor het evenement zo kort dat een termijn stellen voor aanvulling niet reëel was, aldus de burgemeester.
5.2
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat het [evenement] moest worden aangemerkt als een C-evenement en dat eiser dit evenement tijdig heeft aangemeld voor de evenementenkalender. Het evenement is op 12 oktober 2021 aangemeld en eiser heeft, naar eigen zeggen, daarna enkele e-mailcontacten gehad met een ambtenaar van de gemeente Breda. Deze ambtenaar was echter niet belast met de behandeling van de aanvragen om evenementenvergunningen. Eiser heeft zijn aanvraag pas op 14 maart 2022 ingediend. Omdat vergunning voor een C-evenement is gevraagd diende de aanvraag tenminste 15 weken voor aanvang van het evenement volledig te zijn ingediend. Het evenement zou plaatsvinden op 26 en 27 april 2022 en dat betekent dat eiser zijn aanvraag pas 6 weken voor aanvang van het evenement heeft ingediend. Dat is ruimschoots minder dan de voorgeschreven 15 weken.
5.3
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de burgemeester op grond van artikel 2:11, vijfde lid, van de APV in samenhang met artikel 1:7, tweede lid, van de APV, bevoegd was om de aanvraag te weigeren. Blijkens het bestreden besluit heeft de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik gemaakt in het belang van de openbare orde en veiligheid omdat vooraf duidelijk moet zijn dat deze belangen zijn gewaarborgd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat de termijn van 15 weken noodzakelijk is om het rapport “ [rapport] ” van 9 maart 2022 en het Beveiligingsplan en het Verkeersplan van 10 maart 2022 te laten beoordelen door een geluidsdeskundige respectievelijk door brandweer en politie. Daar komt bij dat, na publicatie van de aanvraag en beoordeling van de rapporten, er ook tijd nodig is voor de behandeling en verwerking van eventuele zienswijzen en voor publicatie van de vergunningverlening. Met het oog op eventuele bezwaren van belanghebbenden streeft de burgemeester er naar om de vergunning uiterlijk 3 weken voor aanvang van het evenement af te geven, zodat het voor bezwaarmakers ook nog mogelijk is om een voorlopige voorziening te vragen. De door eiser genoemde coronamaatregelen, het haperen van [applicatiesysteem] en de e-mailcontacten naar aanleiding van de aanmelding voor de evenementenkalender dateren van voor 1 februari 2022 en stonden er in niet aan in de weg dat eiser ieder geval 12 weken voor aanvang van het evenement een volledige aanvraag had kunnen indienen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat niet gezegd kan worden dat door de e-mailcontacten in het kader van de aanmelding voor de evenementenkalender door of namens de burgemeester het vertrouwen is gewekt dat de aanvraag om vergunning op een later tijdstip dan 15 weken voor aanvang van het evenement nog zonder problemen in behandeling zou worden genomen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet onredelijk dat de burgemeester geen ontheffing heeft verleend van de indieningstermijn.
6. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond verklaard dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 21 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.