ECLI:NL:RBZWB:2024:1942

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
02-158127-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van grote hoeveelheden soft- en harddrugs en ketamine met gevangenisstraf

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid soft- en harddrugs, waaronder cocaïne en ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de handel in en het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het medeplegen van de handel in harddrugs en het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs. De rechtbank oordeelde dat de stelselmatige observatie van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de rechtbank achtte de aanwezigheid van een grote hoeveelheid drugs in de woning van de medeverdachte bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/158127-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 maart 2024, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak tegen [medeverdachte] (02/158029-23). Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het medeplegen van de handel in, dan wel het bewerken van, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs;
feit 2: het medeplegen van het in voorraad hebben van ketamine;
feit 3: het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs;
feit 4: de handel in, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de stelselmatige observatie rechtmatig is. Nu verdachte niet stond ingeschreven op het adres [straat] [huisnummer 1] of [huisnummer 2] in [plaats] , hoefde er ten aanzien van verdachte geen bevel tot stelselmatige observatie te worden afgegeven. De officier van justitie acht alle vier de ten laste gelegde feiten bewezen. Voor de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben, vervoeren, bewerken, bereiden en afleveren van hard- en softdrugs (feiten 1 en 3) en het medeplegen van het voorhanden hebben van ketamine (feit 2) baseert de officier van justitie zich, kort gezegd, op: de processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de drugs en ketamine in de woning van [medeverdachte] , de berichten op de telefoon van verdachte over de handel in drugs en de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte tassen en dozen heen en weer tilt van en naar de woning van [medeverdachte] . Verdachte heeft feit 4 bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de stelselmatige observatie, waarbij zicht was op de [straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [plaats] , onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Er was namelijk ten aanzien van verdachte geen bevel tot stelselmatige observatie afgegeven. Dit levert een vormverzuim op zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen hard- en softdrugs en ketamine. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen en dient verdachte te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Wanneer de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, bepleit de verdediging vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de aangetroffen drugs en ketamine had. Er dient ook vrijspraak te volgen voor de handel in drugs, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de iPhone 13 Pro Max. Daarnaast zijn de op die telefoon aangetroffen chatgesprekken niet specifiek genoeg om vast te stellen dat het gaat om daadwerkelijke transacties. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van de feiten 1, 2 en 3 dient er vrijspraak te volgen voor het medeplegen. Dit kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 4), maar bepleit vrijspraak van de handel daarin.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2, 3 en 4
Bij het team Criminele Inlichtingen is in 2023 de volgende melding binnengekomen:
‘ [naam] verkoopt vanuit de woning aan de [straat] [huisnummer 2] te [plaats] dealer hoeveelheden cocaïne. [medeverdachte] , die op het adres [straat] [huisnummer 1] in [plaats] woont, bewaart cocaïne voor zijn buurman [naam] ’.
In verband met deze verdenking is er op 14 juni 2023 een bevel tot stelselmatige observatie afgegeven voor de periode van 14 juni 2023 tot en met 27 juni 2023. Hierbij werden de voor- en achterzijde van de woningen aan de [straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] geobserveerd. Tijdens de observaties werd onder andere gezien dat door verdachte en [medeverdachte] (volle) tassen en dozen van de woning op [huisnummer 1] naar de woning op [huisnummer 2] werden hebben gedragen en andersom. De rechtbank is van oordeel dat deze observatie rechtmatig heeft plaatsgevonden. De observatie was namelijk gericht op de woningen aan de [straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . Verdachte stond op dat moment niet op een van die adressen ingeschreven. Er was dan ook geen reden om een bevel tot stelselmatige observatie jegens hem af te geven. Dat verdachte vervolgens wel veelvuldig in beeld is bij de observatie, betekent niet dat die observatie onrechtmatig is. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Naar aanleiding van de observaties zijn op 27 juni 2023 de woningen aan de [straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] doorzocht. In de woning van [medeverdachte] op [huisnummer 1] en de daarbij behorende schuur werden grote hoeveelheden drugs aangetroffen en in beslaggenomen. Nader onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft uitgewezen dat in de woning (onder meer) werd aangetroffen:
  • ongeveer 95 kilogram amfetamine;
  • ongeveer 28 kilogram metamfetamine;
  • ongeveer 180.000 pillen, bevattende MDMA;
  • ongeveer 8 gram cocaïne;
  • ongeveer 900 gram MDMA;
  • ongeveer 86.000 LSD-zegels;
  • ongeveer 42 kilogram ketamine;
  • ongeveer 600 gram hasjiesj; en
  • een hoeveelheid 3-MMC.
In de woning op [huisnummer 2] is (onder andere) één kilo cocaïne en een iPhone 13 Pro Max aangetroffen. In die woning staan de vriendin van verdachte en zijn kinderen ingeschreven.
Opzettelijk aanwezig hebben drugs en ketamine in de woning op [huisnummer 1]
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de iPhone 13 Pro Max. Dit blijkt uit de aangetroffen berichten op de telefoon. Daarin wordt verdachte namelijk gefeliciteerd met zijn verjaardag, stuurt hij zijn ID-bewijs en bankpas door naar een ander en wordt in een bericht dat vanaf die telefoon is gestuurd aangegeven: ‘Ik ben [verdachte] ’. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij de telefoon een tijdje heeft gebruikt en is de telefoon gevonden in de woning op [huisnummer 2] , waar verdachte regelmatig verblijft. Verdachte was dus de gebruiker van de iPhone 13 Pro Max.
Op die telefoon zijn meerdere berichten aangetroffen die erop duiden dat verdachte een voorraad drugs tot zijn beschikking heeft. Verdachte voert met die telefoon drugsgerelateerde gesprekken. Er wordt gesproken over verschillende soorten drugs en het aanvullen van drugs en in de telefoon staan foto’s en video’s van verschillende soorten drugs soortgelijk als die in de woning van [medeverdachte] zijn aangetroffen. Bij de politie is aan [medeverdachte] gevraagd of hij een verklaring kan geven voor alles wat er bij hem is aangetroffen. [medeverdachte] heeft toen verklaard dat hij dit (onder dwang) voor iemand anders binnen heeft laten zetten.
[medeverdachte] ’had aan de voor- en achterzijde van zijn woning op [huisnummer 1] camera’s hangen. Uit die beelden blijkt dat verdachte in 21 dagen maar liefst 34 keer in de achtertuin komt van [medeverdachte] . Verdachte had ook een sleutel van de woning. Van die 34 keer heeft verdachte 29 keer een tas of doos bij zich, die soms gevuld is en soms leeg is. De ene keer brengt verdachte de tas of doos naar de woning van [medeverdachte] en de andere keer komen ze uit de woning van [medeverdachte] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat in de tassen en dozen boodschappen of gereedschappen zaten ongeloofwaardig gelet op hoe vaak er heen en weer werd gelopen met volle tassen en dozen. Het past naar het oordeel van de rechtbank wel bij het verplaatsen van verdovende middelen.
Gelet op de omstandigheden dat uit de telefoon van verdachte blijkt dat hij een voorraad drugs heeft, in de woning naast hem een grote hoeveelheid drugs is aangetroffen, dat hij van deze woning een sleutel had en hij veelvuldig in en uit die woning loopt met gevulde tassen en dozen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die zijn voorraad drugs heeft opgeslagen in de woning van [medeverdachte] aan de [straat] [huisnummer 1] . Verdachte had dan ook wetenschap van en beschikkingsmacht over die drugs en ketamine.
Handel in hard- en softdrugs
Onder de feiten 1 en 3 is telkens impliciet primair ten laste gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen dan wel het bereiden/bewerken ervan.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zijn in de telefoon van verdachte berichten aangetroffen die erop duiden dat verdachte een voorraad drugs tot zijn beschikking heeft. In de berichten wordt ook gesproken over de prijzen, het produceren en het leveren van drugs. Bij de aanhouding van verdachte zijn in zijn tasje gripzakjes aangetroffen met daarin cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande een indicatie is voor de handel in drugs, maar onvoldoende is om tot een bewezenverklaring daarvan te komen. Uit de berichten en het verdere dossier blijkt niet dat verdachte in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk drugs heeft verkocht en afgeleverd of dat daar voldoende concrete afspraken voor zijn gemaakt. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs zit voor een bewezenverklaring van de handel in hard- en softdrugs. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Bereiden en/of bewerken van amfetamine
Naast de grote hoeveelheid hard- en softdrugs en ketamine zijn op de zolder van de woning van [medeverdachte] aanwijzingen gevonden voor een kristallisatielab voor amfetamine. Er lagen namelijk tientallen jerrycans, flessen met zwavelzuur, vele dozen met cafeïne, een gasmasker en op meerdere plaatsen restanten witte pasta. In de schuur lagen ook jerrycans. De inhoud van de jerrycans is door het NFI onderzocht en dit blijkt amfetamine-olie te zijn. Volgens het NFI kan deze olie worden omgezet in amfetaminepasta.
De rechtbank is van oordeel dat al deze goederen - in onderlinge samenhang bezien - duiden op het bereiden en bewerken van amfetamine op de zolder van de woning van [medeverdachte] . Er is ook amfetaminepasta in de woning en schuur aangetroffen. De rechtbank is echter van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte zelf amfetamine heeft bereid en/of bewerkt. Het verplaatsen van tassen en het aantreffen van cafeïne en een jerrycan met resten amfetamineolie in de schuur van de woning op [huisnummer 2] is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Medeplegen
Medeplegen kan bewezen worden verklaard, indien vast is komen te staan dat bij het begaan van de feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Zoals eerder overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte een grote voorraad drugs had en dat hij deze in de woning van [medeverdachte] heeft opgeslagen. Ook blijkt dat verdachte en [medeverdachte] samen meerdere keren tassen en dozen met daarin drugs van de woning op [huisnummer 1] naar de woning op [huisnummer 2] hebben getild en andersom. De rechtbank acht het voorgaande voldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Opzettelijk aanwezig hebben cocaïne
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de cocaïne die is aangetroffen in de woning aan de [straat] [huisnummer 2] in [plaats] van hem is. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de handel in cocaïne, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte op 27 juni 2023 cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met [medeverdachte] , de onder feiten 1 en 3 genoemde hard- en softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en 42 kilogram ketamine opzettelijk in voorraad heeft gehad (feit 2). Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte één kilogram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 4).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op27 juni 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 95 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 28 kilogram, van een materiaal bevattende metamfetamine en
- ongeveer 180.000 pillen, van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 8 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 900 gram, van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 86.000 zegels, van een materiaal bevattende LSD
zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of LSD (lysergide)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 27 juni 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten ongeveer 42 kilogram, van een materiaal bevattende de werkzame stof ketamine, in voorraad heeft gehad;
3
op 27 juni 2023 te [plaats] , tezamen in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
- ongeveer 600 gram, van een materiaal van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en
- van een materiaal bevattende 3-Methylmethcathinon (3-MMC), zijnde hasjiesj en 3-Methylmethcathinon (3-MMC) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 27 juni 2023 (in de woning [straat] [huisnummer 2] ) te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6,5 jaar en een geldboete ter hoogte van € 20.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is en zijn werk in de zorg graag wil oppakken. Daarnaast wil verdachte voor zijn kinderen zorgen en zijn gezin financieel ondersteunen. Gelet op het voorgaande dient aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd dan de duur van het voorarrest. Als stok achter de deur kan aan verdachte een deels voorwaardelijke straf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een zeer grote hoeveelheid soft- en harddrugs. Ook heeft verdachte een grote hoeveelheid ketamine in voorraad gehad. Deze stof valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet, maar wordt tegenwoordig steeds vaker gebruikt als partydrug. Verdachte heeft de woning van zijn medeverdachte gebruikt als opslagplaats voor zijn drugs en ketamine. Maar ook in de woning van de vriendin van verdachte lag ruim één kilo cocaïne, terwijl hier minderjarige kinderen verbleven. Gelet op de grote hoeveelheden drugs moet worden aangenomen dat de drugs was bestemd voor de handel. Het is algemeen bekend dat drugs en illegale geneesmiddelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Om die reden wordt ook het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs gezien als een ernstig feit. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 36 maanden. Het gaat in deze zaak echter om een veel grotere hoeveelheid harddrugs én het aanwezig hebben van softdrugs en ketamine . De rechtbank weegt ook in strafverzwarende zin mee dat naar het oordeel van de rechtbank verdachte het grootste gedeelte van zijn drugs bij zijn buurman had opgeslagen om zo zelf buiten schot te blijven. Het is voor de rechtbank duidelijk dat verdachte de leiding had en een sturende rol richting zijn medeverdachte.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 40, lid 2, van de Geneesmiddelenwet;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 maart 2024.
Mr. L.W. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.