6.3Het oordeel van de rechtbank
De oplegging van een straf
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit en aan bedreigingen van een hulpofficier van justitie, twee politieambtenaren en twee arrestantenverzorgers door naar hen dreigende en nare bewoordingen te uiten, die bij hen hebben geleid tot gevoelens van angst. Verdachte heeft de arrestantenverzorgers niet alleen bedreigd, maar hij heeft hen ook beledigd door hen in het gezicht te spugen. De gedragingen van verdachte getuigen van weinig respect voor het eigendom van een ander en voor personen met gezag. Daarnaast is het spugen in het gezicht een afkeurenswaardige gedraging en bovendien ontzettend vies, hetgeen impact heeft gehad op de betreffende personen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 februari 2024, waaruit blijkt dat hij meerdere keren met justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld, ook in het kader van bedreiging, belediging van ambtenaren en vernieling. Eerdere veroordelingen en opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke feiten. Na het plegen van de bewezenverklaarde feiten is verdachte veroordeeld voor vernielingen. In dit kader stelt de rechtbank vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Toerekeningsvatbaarheid
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van de psychiater, dr. [naam 2] , opgesteld op 7 november 2023 en op de Pro Justitia-rapportage van de klinisch psycholoog, drs. [naam 3] , opgesteld op 9 november 2023.
De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamines en antisociale persoonlijkheidstrekken. De stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Door zijn licht verstandelijke beperking en schizofrenie is verdachte slechts in beperkte mate in staat om zijn gedrag te beïnvloeden. Verdachte is ervan overtuigd dat hij door een geïmplanteerde chip in zijn hoofd wordt bestuurd, waardoor hij zich niet goed in staat voelt om zijn gedrag te controleren. Bovendien is hij hierdoor achterdochtig en snel agressief. Verdachte gebruikt cannabis en amfetamines als een soort zelfmedicatie om zijn spanningen te reguleren.
De psycholoog komt eveneens tot de conclusie dat sprake is van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in cannabis- en amfetaminegebruik en dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Volgens de psycholoog is sprake van doorwerking van de schizofrenie (wanen en hallucinaties), de stoornis in cannabisgebruik (dagelijks blowen), de stoornis in amfetaminegebruik (oppeppende werking) en de licht verstandelijke beperking (verminderd probleemoplossend vermogen, verminderd empathisch vermogen, verminderd overzien van gevolgen) in aanloop tot en ten tijde van het ten laste gelegde. Hierdoor is ten tijde van het ten laste gelegde sprake van verminderde gedragskeuzes en een sterk verminderd vermogen tot sturing van het eigen gedrag.
Gelet op het voorgaande wordt door de deskundigen geadviseerd de ten laste gelegde feiten aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat deze rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank neemt de conclusies daarom over en legt deze conclusies ten grondslag aan haar beslissing dat de bewezenverklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.
Straf
Gelet op de ernst en veelheid van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat de bedreigingen en beledigingen zijn geuit tegen ambtenaren in functie en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In strafverlagende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
De oplegging van maatregelen
Recidiverisico en behandelkader
Volgens de psychiater is een hoog risico op recidive van gewelddadig en grensoverschrijdend gedrag aanwezig. Verdachte heeft zeer weinig reflecterend vermogen, weinig ziekte-inzicht, weinig spijt van het ten laste gelegde en is erg externaliserend. Het lijkt het erop dat bij verdachte sprake is van een toenemende mate van agressie en dreiging.
Ondanks langdurige klinische en ambulante behandeling, waarbij verdachte in diverse klinieken met een hoog beveiligingsniveau is geplaatst, is het nooit gelukt om zelfstandig te functioneren. Behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden en een zorgmachtiging zijn onvoldoende gebleken om recidive te verminderen. De psychiater acht de tbs-maatregel met voorwaarden ook niet geïndiceerd, omdat verdachte onvoldoende in staat is om zich aan de voorwaarden te houden. Het risico dat verdachte (opnieuw) aan een (ambulant) behandeling onttrekt, is erg groot en leidt tot extra complicaties en risico op recidive. De enige mogelijkheid die daarom resteert om verdachte een passende behandeling op te leggen, is volgens de psychiater de tbs-maatregel met dwangverpleging. Alleen met deze maatregel is er een reële mogelijkheid dat het risico op recidive bij verdachte voldoende wordt verminderd en dat hij adequaat en met een voldoende duur wordt behandeld.
De kans op recidive van een nieuw geweldsdelict, zonder passende interventie, wordt door de psycholoog eveneens als (zeer) hoog ingeschat. Het recidiverisico kan volgens de psycholoog snel oplopen, doordat verdachte een zorgelijk psychiatrisch beeld heeft, waarbij de vele stressfactoren voortkomend uit de verschillende leefgebieden kunnen zorgen voor een snelle ontregeling van het toestandsbeeld. Tot nu toe heeft niets ervoor gezorgd dat het recidiverisico blijvend is afgenomen. Afschaling van zorg heeft steeds opnieuw voor recidive gezorgd. De psycholoog beschouwt het kader van (een) bijzondere voorwaarde(n) bij een (deels) voorwaardelijke straf als ontoereikend, omdat de verwachting is dat verdachte zich zal onttrekken aan behandeling en met een onverminderd hoog recidiverisico terug de maatschappij zal ingaan. Mocht verdachte wel meewerken, dan zal de duur van de behandeling te kort zijn om een recidiverisico op lange termijn af te wenden. Verdachte heeft namelijk langdurig en chronisch zorg en structuur nodig. De hiervoor genoemde nadelen treden ook op bij een zorgmachtiging, waarbij een hoog beveiligingsniveau niet kan worden gerealiseerd. Bovendien heeft de lopende zorgmachtiging een nieuw geweldsdelict niet kunnen voorkomen. De tbs-maatregel met voorwaarden wordt evenmin haalbaar geacht. Verdachte zal vanuit zijn toestandsbeeld de voorwaarden niet kunnen overzien of zich eraan kunnen houden. Dit is in het verleden op verschillende momenten een probleem geweest. De psycholoog adviseert daarom om aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De psycholoog heeft de rechtbank voorts in overweging meegegeven om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat verdachte met deze maatregel, na ommekomst van de tbs-maatregel, in een forensisch kader kan worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 14 november 2023. Evenals de gedragsdeskundigen wordt het risico op recidive en op onttrekking aan voorwaarden als hoog ingeschat. Eerdere toezichten die – al dan niet opgeschort – naast de zorgmachtigingen liepen, waren onvoldoende toereikend om verdachte te laten conformeren aan bijzondere voorwaarden, die van cruciaal belang zijn om gedragsverandering te bewerkstelligen en om het recidiverisico te beperken. De reclassering ziet, gelet op het (recente) verleden, geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte kon zich toen en zelfs nu binnen de crisisafdeling van het PPC in de PI Vught niet conformeren aan bijzondere- en behandelvoorwaarden. Daarnaast blijft hij de voorgeschreven antipsychotica weigeren. De reclassering heeft niet de indruk dat dit op korte termijn anders zal zijn. De reclassering adviseert daarom negatief over de tbs-maatregel met voorwaarden. Verder adviseert de reclassering om een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Ter zitting is reclasseringswerker [naam 1] gehoord. Zij heeft gezegd dat de reclassering van opvatting blijft dat de tbs-maatregel met voorwaarden niet passend is.
De rechtbank acht zich met de rapporten van de deskundigen, het advies van de reclassering en de ter zitting gegeven toelichting voldoende voorgelicht en neemt de conclusies uit de rapporten over en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een langdurige klinische behandeling van verdachte, zoals door de deskundigen beschreven, noodzakelijk is.
Tbs-maatregel
Bij verdachte bestonden ten tijde van het plegen van de feiten ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens. De bewezenverklaarde bedreigingen zijn vervat in artikel 37a, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht.
In het verleden zijn diverse interventies ingezet, waarbij in het kader van bijzondere voorwaarden verdachte diverse ambulante behandelingen heeft gehad en meerdere malen opgenomen is geweest in klinieken met een hoog beveiligingsrisico. Ook een zorgmachtiging is onvoldoende gebleken om het recidiverisico te beteugelen. Gelet op de stoornissen en de complexe problematiek van verdachte en het daarmee aanzienlijke risico op geweldsuitingen, is het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat aan verdachte de tbs-maatregel wordt opgelegd.
Uit voornoemde rapporten blijkt dat verdachte niet in staat is om zich te conformeren aan voorwaarden. De tbs-maatregel met voorwaarden acht de rechtbank dan ook niet haalbaar. Dat betekent dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook de dwangverpleging van verdachte eist.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Duur tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreigingen niet kunnen worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft verbale bedreigingen geuit, die niet zijn voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd door niet-verbaal gedrag dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigden en waardoor aannemelijk is geworden dat de bedreigingen ook daadwerkelijk ten uitvoer zouden worden gebracht. Er is dan ook sprake van een gemaximeerde tbs-maatregel, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven kan gaan.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
De reclassering heeft de rechtbank tevens geadviseerd een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De terbeschikkingstelling van de verdachte wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Gelet op de complexe problematiek is langdurige ondersteuning van verdachte noodzakelijk. Ook na de tbs-maatregel met dwangverpleging kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan. Naast de tbs-maatregel met dwangverpleging zal de rechtbank daarom ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel met dwangverpleging onder toezicht te stellen als dat in verband met dan bestaande risico’s noodzakelijk is.