4.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiseres voert aan dat zij wel recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag, omdat haar broer niet haar fiscaal partner is. Zij verwijst daartoe naar een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen (het college). In deze beslissing op bezwaar zijn eiseres en haar broer als alleenstaanden aangemerkt en is aan hen elk afzonderlijk een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet toegekend. Deze bepaling dient volgens eiseres naar analogie te worden toegepast door de SVB. Ook in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is voorzien in een uitzondering die vergelijkbaar is, zo stelt eiseres.
6. Indien een verzekerde over een kalenderjaar tot uitbetaling gekomen recht heeft gehad op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag en met betrekking tot dat kalenderjaar:
- geen partner heeft als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet IB 2001, óf
- een partner heeft als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet IB 2001 en de verzekerde of diens partner in dat kalenderjaar een belastbaar inkomen heeft genoten dat niet meer is dan € 5.153,00 (in 2021);
heeft de verzekerde recht op een extra bedrag aan kinderbijslag over het kalenderjaar 2021 ten bedrage van € 2.225,29.
7. Niet in geschil is dat eiseres over het kalenderjaar 2021 recht had op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag. Evenmin is in geschil dat de broer van eiseres op hetzelfde adres woont als eiseres en ingeschreven is in de Basisregistratie Personen (BRP) op dit adres. Daarnaast hebben eiseres en haar broer in 2021 allebei geen belastbaar inkomen, maar een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Het geschil beperkt zich tot de vraag of de broer van eiseres als haar fiscaal partner moet worden aangemerkt. De SVB beantwoordt deze vraag bevestigend en eiseres ontkennend.
8. Eiseres verwijst naar de beslissingen van het college in het kader van de Participatiewet.
De rechtbank overweegt dat in de Participatiewet als gehuwd of als echtgenoot mede wordt aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.In de Participatiewet is dus expliciet een uitzondering gemaakt voor bloedverwanten in de tweede graad. De rechtbank stelt vast dat de Algemene kinderbijslagwet (AKW), op basis waarvan een extra bedrag aan kinderbijslag kan worden toegekend, een dergelijke uitzondering niet kent en evenmin een verwijzing naar de voornoemde bepaling van de Participatiewet bevat. De SVB hoeft daarom de bepaling in de Participatiewet niet toe te passen. De grond slaagt niet.
9. Vervolgens doet eiseres een beroep op artikel 1.2, eerste lid, van de Wet IB 2001.
In het door eiseres genoemde artikel is bepaald dat onder een partner mede wordt verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de BRP, die evenals de belastingplichtige meerderjarig is en waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven. Uitzondering hierop is ingeval de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander. Hieruit volgt dat de broer van eiseres in beginsel haar fiscaal partner is, tenzij sprake is van een commerciële huurrelatie. Ter zitting heeft eiseres erkend dat van dit laatste geen sprake is, maar dat zij wel gescheiden leven in de woning. Naar het oordeel van de rechtbank is dat onvoldoende voor toepassing van de uitzondering en geldt daarom de hoofdregel. De broer van eiseres is fiscaal partner van eiseres. De door eiseres ter zitting ingenomen stelling, dat haar broer door de Belastingdienst/Toeslagen niet is aangemerkt als haar partner, maakt niet dat haar broer geen fiscaal partner is in de zin van de Wet IB 2001.
10. De rechtbank concludeert dat de broer van eiseres in het kader van artikel 7a van de AKW als haar fiscaal partner moet worden aangemerkt. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden voor recht op een extra bedrag aan kinderbijslag. Het recht van eiseres op een extra bedrag aan kinderbijslag is daarom terecht herzien en ingetrokken.
11. Eiseres heeft tegen de terugvordering geen gronden aangevoerd. Dit deel van het bestreden besluit behoeft daarom geen bespreking.