ECLI:NL:RBZWB:2024:1939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- P. Peters
- M. Haerkens-Wouters
- A. Leppens
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard in strafzaak
Op 25 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoek was gericht tegen mr. Kok, die als politierechter optreedt in twee strafzaken. De verzoeker stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat hij vond dat het dossier incompleet was en het Openbaar Ministerie weigerde dit aan te vullen. Ook voerde hij aan dat hij slechts één van de twee opgevraagde processen-verbaal had ontvangen, wat hem zou hebben geschaad in zijn verdediging. Daarnaast vreesde hij dat mr. Kok familie was van de rechter die een eerdere klacht van hem had behandeld.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat de gronden die de verzoeker aanvoerde niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een schending van deze onpartijdigheid.
De wrakingskamer besloot dat de behandeling van de hoofdzaken met parketnummers 02/032947-22 en 02-039307-22 zal worden voortgezet en dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsrecht. Deze beslissing werd genomen door de rechters P. Peters, M. Haerkens-Wouters en A. Leppens, in aanwezigheid van griffier mr. Rockx.