ECLI:NL:RBZWB:2024:1929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/416691 / FA RK 23-5713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en hoofdverblijf van minderjarige na internationale kinderontvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 een verkorte beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L.J. de Vos, verzocht om het gezag van de man te beëindigen en te bepalen dat zij alleen het gezag over hun minderjarige kind zou uitoefenen. De man, die de minderjarige erkend heeft, was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024. De vrouw heeft aangegeven dat de minderjarige sinds 9 juni 2023 niet meer bij haar verblijft, maar door de man naar België is meegenomen, wat heeft geleid tot een aangifte van internationale kinderontvoering. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens de behandeling zijn zorgen geuit over de situatie van de minderjarige en heeft het verzoek van de vrouw om wijziging van het gezag ondersteund.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de onaanvaardbare risico's van klem raken tussen de ouders. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man misbruik heeft gemaakt van zijn gezag door de minderjarige van de vrouw weg te nemen en haar gedurende acht maanden niet op de hoogte te houden van haar welzijn. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat er grote cultuurverschillen zijn tussen haar en de man, wat leidt tot onoverbrugbare meningsverschillen over de zorg voor de minderjarige.

De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de vrouw toekomt, en heeft het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen afgewezen, aangezien dit verzoek niet meer relevant was. De vrouw heeft haar verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage ingetrokken, waardoor dit ook niet meer beoordeeld hoeft te worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/416691 / FA RK 23-5713
uitwerking verkorte beschikking d.d. 12 februari 2024
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.L.J. de Vos te Goes,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] , [land] ,
hierna te noemen: de man.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).

1.Het procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 4 december 2023 ontvangen verzoekschrift tot vaststelling hoofdverblijf, beëindiging van het gezamenlijk gezag en kinderalimentatie, met bijlagen.
1.2
De zaak is mondeling behandeld op 9 februari 2024. Daarbij is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Ook was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster van de Raad. Alhoewel correct opgeroepen is de man niet verschenen.
1.3
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 12 februari 2024 een verkorte beschikking gegeven. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] .
2.2
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.4
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit, de man de Belgische.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het gezag van de man te vernietigen dan wel te beëindigen en te bepalen dat de vrouw voortaan alleen het gezag al uitoefenen over [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ;
- te bepalen dat [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] , haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
-
primair:te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] , te voldoen aan de vrouw, met een bedrag van € 261,- per maand, met ingang van datum indiening van onderhavig verzoekschrift, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanige maandelijkse bijdrage en met ingang van een zodanige datum als uw rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
-
subsidiair:te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] , te voldoen aan de vrouw, met een bedrag van € 135,- per maand, met ingang van datum indiening van onderhavig verzoekschrift, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanige maandelijkse bijdrage en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2
De man heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De Nederlandse rechter is bevoegd van de verzoeken kennis te nemen aangezien de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
4.2
Door en namens de vrouw wordt in het verzoekschrift het navolgende aangevoerd. Partijen hebben een lange afstandsrelatie gehad en feitelijk nooit samengewoond. De man heeft geen vaste woon- of verblijfplaats maar trekt door heel België. Op [geboortedag] 2020 is uit de relatie van partijen [minderjarige] geboren. Tijdens de relatie van partijen is er contact tussen de man en [minderjarige] geweest, vaak bij de vrouw thuis. Een enkele keer nam de man [minderjarige] mee naar zijn familie in België en bracht haar dan weer terug. Op 9 juni 2023 heeft de man [minderjarige] na een omgangsmoment niet thuisgebracht bij de vrouw. De vrouw heeft haar sindsdien niet meer gezien. De vrouw heeft aangifte gedaan van onttrekking aan het ouderlijk gezag en internationale kinderontvoering bij het CIK en een verzoek tot teruggeleiding gedaan via de Centrale Autoriteit. De vrouw vermoedt dat de man [minderjarige] heeft meegenomen naar België. De man heeft de vrouw bericht dat als zij mee zou werken aan de erkenning van [minderjarige] door de man, hij haar bij de vrouw terug zou brengen. De vrouw heeft onder dwang meegewerkt aan de erkenning maar de man heeft [minderjarige] helaas niet bij de vrouw teruggebracht. De man heeft haar op 1 augustus 2023 erkend. Partijen hebben op de erkenning Belgisch recht van toepassing verklaard als gevolg waarvan de man mede met het gezag over [minderjarige] belast is. De vrouw verzoekt wijziging van het gezamenlijk gezag. Er is geen mogelijkheid voor het nemen van gezamenlijke beslissingen gelet op de houding en onvoorspelbaarheid van de man. De man neemt beslissingen die niet in het belang van [minderjarige] zijn. De man staat niet open voor overleg of contact met de vrouw dus van overleggen kan ook geen sprake zijn. In het geval de rechtbank het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag afwijst verzoekt de vrouw vaststelling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar. Al sinds haar geboorte staat [minderjarige] ingeschreven bij de vrouw en zij heeft daar ook altijd verbleven. De man heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en zijn leefwijze is niet goed voor [minderjarige] . In de cultuur van de man is het niet gebruikelijk dat kinderen naar school gaan, dus [minderjarige] zal naar alle waarschijnlijkheid ook niet naar school gaan. Het is dan ook in het belang van [minderjarige] dat zij haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft. Daarnaast verzoekt de vrouw vaststelling van een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Tijdens de mondelinge behandeling wordt door en namens de vrouw het volgende aangevoerd. Geheel onverwachts is [minderjarige] de dag voor de mondelinge behandeling door de man teruggebracht naar de vrouw. Blijkbaar heeft de vader van de man druk op hem uitgeoefend om [minderjarige] terug te brengen. Het gaat goed met [minderjarige] , zij is blij dat ze weer bij de vrouw thuis is. Buitenom het feit dat ze rotte tanden heeft en de man haar blijkbaar niet naar de tandarts heeft laten gaan, gaat het goed met [minderjarige] . [minderjarige] moet wel wennen bij de vrouw thuis. Haar is namelijk de afgelopen periode wijs gemaakt dat haar moeder niet meer zou leven, dus het was voor [minderjarige] best een shock om haar moeder weer te zien. De vrouw zal op korte termijn contact opnemen met het consultatiebureau om advies te vragen voor hulpverlening voor [minderjarige] . Het is nog steeds van belang dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast. De man heeft heel andere denkbeelden dan de vrouw over wat nodig is voor [minderjarige] , ook op medisch gebied. De vrouw kan de man ook niet bereiken als ze zijn toestemming voor zaken nodig heeft. De vrouw trekt haar verzoek omtrent de kinderalimentatie in.
4.3
De Raad geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het heel fijn is dat [minderjarige] weer terug is bij de vrouw. De Raad maakt zich echter wel zorgen over het feit dat er geen zicht op [minderjarige] is geweest in de afgelopen 8 maanden. Het moet voor [minderjarige] traumatisch zijn om te horen dat haar moeder er niet meer is maar daarna ineens van de ene op de andere dag toch weer terug bij haar moeder te worden gebracht. Het is belangrijk dat hier aandacht voor is. De Raad adviseert de vrouw om een afspraak te maken bij de GGD zodat zij advies kunnen geven voor in te schakelen hulpverlening. Het lijkt nu dan misschien goed te gaan met [minderjarige] , maar zij kan in de komende periode best nog ander gedrag laten zien. Wellicht is inzet van traumabehandeling voor [minderjarige] noodzakelijk. De Raad adviseert het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag toe te wijzen. De man heeft misbruik gemaakt van zijn gezag door [minderjarige] uit haar veilige omgeving bij de vrouw weg te halen en haar pas na 8 maanden weer terug te brengen. Bovendien is de totstandkoming van het gezamenlijk gezag onder druk gebeurd en dat is niet het uitgangspunt om het gezamenlijk gezag op een goede manier uit te oefenen. Daarnaast is er geen overleg of samenwerking mogelijk tussen de ouders en niet valt te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd verandering gaat komen. De Raad adviseert de vrouw om bij de hulpverlening ook advies te vragen over wat zij moet doen op het moment dat de man weer contact met haar of [minderjarige] opneemt. Ook moeten er afspraken gemaakt worden over het contact tussen de man en [minderjarige] . Voor [minderjarige] is het raar dat ze haar vader nu ineens niet meer ziet na al die intense maanden die zij samen met haar vader heeft gehad, dus dit moet goed worden opgepakt.
Gezag
Juridisch kader
4.4
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten moet worden toegewezen. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat bij voortzetting van het gezamenlijk gezag er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders
en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De man is op geen enkele manier bereikbaar voor de vrouw dus het is voor de vrouw niet mogelijk om beslissingen ten aanzien van [minderjarige] in gezamenlijkheid met de man te nemen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de cultuurverschillen tussen haar en de man zodanig groot zijn dat zij verschillend denken over de noodzaak van medische ingrepen bij [minderjarige] en dat dit verder tot problemen zal leiden bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Zo heeft de man bezwaren tegen bezoek van [minderjarige] aan de tandarts en aan het consultatiebureau. Ook heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de man in het verleden niet kon instemmen met diverse vaccinaties voor [minderjarige] .
Gelet op de houding van de man en het feit dat er geen enkele communicatie tussen partijen mogelijk is staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. Daarnaast heeft de man misbruik gemaakt van zijn gezag door [minderjarige] van het ene op het andere moment bij de vrouw weg te halen en haar in de afgelopen 8 maanden bij zich te houden. Dit moet voor [minderjarige] uiterst traumatisch zijn geweest. De man heeft de vrouw op geen enkele wijze op de hoogte gehouden van het wel en wee van [minderjarige] gedurende de periode dat zij bij de man verbleef. Hierdoor staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de man niet handelt in het belang van [minderjarige] en is het eenhoofdig gezag van de vrouw in het belang van [minderjarige] noodzakelijk.
Hoofdverblijf
4.6
Nu de vrouw met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal worden belast heeft zij geen belang meer bij haar verzoek het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Kinderalimentatie
4.7
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage ingetrokken. Gelet op deze intrekking hoeft dit verzoek niet meer te worden beoordeeld. De rechtbank zal ook dit verzoek afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 26 februari 2024.