ECLI:NL:RBZWB:2024:190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had op 21 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze aanvankelijk per 21 september 2020. Na een bezwaarprocedure en een deskundigenrapport, waarin werd vastgesteld dat eiseres een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld had, heeft het UWV op 2 mei 2023 alsnog besloten om de WIA-uitkering toe te kennen, met terugwerkende kracht tot 21 september 2020. Eiseres had eerder al een beroep ingesteld tegen het besluit van 4 januari 2022, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het UWV dit besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht had vastgesteld op 68,22% en dat de deskundige voldoende had onderbouwd dat eiseres slechts enkele uren per dag kan werken. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 2 mei 2023 ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1122 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. drs. A.H.J. de Kort,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

1. In het besluit van 18 februari 2021 heeft het UWV geweigerd eiseres per
21 september 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
In het besluit van 4 januari 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het besluit van 4 januari 2022 beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.1
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 juni 2022. Hierbij waren aanwezig de dochter van eiseres en haar gemachtigde. Het UWV is, na voorafgaand bericht, niet verschenen.
De rechtbank heeft tijdens de zitting besloten om een deskundige in te schakelen.
1.2
Op 15 december 2022 heeft de deskundige, [psychiater] , gerapporteerd. Er is sprake van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Uit de stukken van [verzekeringsarts b&b] van 7 januari 2021 en behandelend klinisch [psycholoog] van 4 juni 2020 en 11 december 2020 blijkt hetzelfde toestandsbeeld als door de deskundige tijdens zijn onderzoek is vastgesteld.
Eiseres heeft op 12 januari 2023 laten weten dat zij akkoord is met het rapport van de deskundige. Het UWV heeft op 7 februari 2023 erop gewezen dat de rapportage ziet op de datum 21 september 2021, terwijl de datum in geding 21 september 2020 is.
Op 6 april 2023 heeft de psychiater gereageerd en toegelicht dat zijn conclusies ook gelden voor de datum 21 september 2020.
1.3
Op 2 mei 2023 heeft het UWV een nieuw besluit genomen. Het UWV verklaart de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 18 februari 2021 alsnog gegrond en kent haar met ingang van 21 september 2020 een WIA-uitkering toe, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 68,22 %. Volgens het UWV is er sprake van een toename van de beperkingen van eiseres uit dezelfde ziekteoorzaak. [1]
Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege ook betrekking op dit besluit.
1.4
Eiseres heeft op 9 mei 2023 tegen het nieuwe besluit gronden aangevoerd. Het UWV heeft op 1 juni 2023 hierop gereageerd.
1.5
Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven aan de rechtbank om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Vervolgens is op 20 oktober 2023 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met 6 weken.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
2. Eiseres is werkzaam geweest als sociaal dienstverlener voor 36 uur per week. Op
13 oktober 2010 heeft zij zich ziek gemeld met nekklachten na een verkeersongeval. Later ontstonden er psychische klachten.
Met ingang van 9 oktober 2013 werd een WIA-uitkering geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Vervolgens ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
2.1
Eiseres heeft zich op 12 december 2014 ziek gemeld met toegenomen klachten.
Met ingang van 13 maart 2015 is aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. De ZW-uitkering is beëindigd met ingang van 4 september 2015. Het bezwaar, beroep en hoger beroep daartegen zijn ongegrond verklaard.
2.2
Met ingang van 2 maart 2017 is het recht op WW geëindigd vanwege het bereiken van de maximale uitkeringstermijn.
2.3
Op 6 februari 2017 meldt eiseres zich ziek met toegenomen klachten. In verband met deze ziekmelding heeft eiseres van 3 maart 2017 tot en met 17 januari 2019 een ZW-uitkering ontvangen.
Bij besluit van 22 maart 2019 heeft het UWV geweigerd per 18 januari 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
Eiseres heeft bezwaar en later beroep ingesteld tegen dit besluit. Het bezwaar, beroep en hoger beroep daartegen zijn ongegrond verklaard.
De huidige beroepsprocedure
3. Eiseres heeft op 21 september 2020 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid.
3.1
Bij de besluiten van 18 februari 2021 en 4 januari 2022 heeft het UWV in eerste instantie geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Bij het besluit van 2 mei 2023 heeft het UWV deze besluiten vervangen door een nieuw besluit, waarbij aan eiseres alsnog met ingang van 21 september 2020 een WIA-uitkering is toegekend.
Procesbelang
4. De rechtbank stelt vast dat het UWV het bestreden besluit van 4 januari 2022 heeft ingetrokken. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een oordeel over dit besluit. Het beroep tegen het besluit van 4 januari 2022 zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Omvang geschil
5. In geschil is of het UWV bij het bestreden besluit van 2 mei 2023 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres voor de datum 21 september 2020 terecht heeft vastgesteld op 68,22%.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verzekeringsarts bezwaar & beroep (b&b) van het UWV terecht een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week heeft aangenomen.
Medische beoordeling
6. De deskundige acht eiseres slechts in staat om enkele uren per dag te werken en dit bij voorkeur op therapeutische basis. Bij een volledige arbeidsduur zou eiseres overvraagd worden. De stress die daardoor veroorzaakt zou worden, kan volgens de deskundige een verdere achteruitgang van het toestandsbeeld teweeg brengen.
6.1
De verzekeringsarts b&b heeft de bevindingen van de deskundige vertaald in de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 6 februari 2023. De verzekeringsarts b&b heeft verschillende beperkingen aangenomen ten aanzien van sociaal en persoonlijk functioneren. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres, als rekening wordt gehouden met haar beperkingen, in staat moet worden geacht om maximaal 4 uur per dag te werken in reguliere arbeid. Hij wijst erop dat eiseres volgens haar eigen dagverhaal geen rustmomenten overdag heeft.
Het UWV verwijst ook naar de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’. Daarin staat dat een urenbeperking op grond van een preventieve indicatie wordt aangenomen, wanneer er
sprake is van een aandoening waarvan bekend is dat ziekteverschijnselen kunnen verergeren of optreden bij een toenemende arbeidsduur. De verzekeringsarts stelt de duurbelastbaarheid in beginsel vast in stappen van 2 uur per dag, dus op twee, vier, zes of acht uur per dag.
6.2
Volgens eiseres betekent ‘enkele’ volgens de Dikke van Dale ‘weinig’ of ‘een paar’. Dat is minder dan 4 uur per dag en 20 uur per week. Bovendien zijn er reguliere functies geduid en geen functies op therapeutische basis.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen dat de beperkingen van eiseres door de verzekeringsarts b&b zijn onderschat. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende toegelicht waarom ‘enkele uren’ is vertaald in maximaal 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week. Het is de specifieke expertise van de verzekeringsarts om de belastbaarheid in arbeid vast te stellen. In de stelling van eiseres dat zij om taalkundige redenen had verwacht dat de verzekeringsarts ‘enkele uren per dag’ zou omzetten in ‘maximaal 2 uur per dag’, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts.
Arbeidskundige beoordeling
7. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige b&b heeft voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Het gaat om eenvoudige, routinematige productiefuncties.
7.1
Uitgaande van deze functies en het loon dat daarmee verdient kan worden, heeft de arbeidsdeskundige b&b de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres naar het oordeel van de rechtbank juist berekend.

Conclusie

8. Het beroep tegen het bestreden besluit van 4 januari 2022 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit van 2 mei 2023 is ongegrond.
In het feit dat het UWV het besluit van 4 januari 2022 heeft herzien tijdens de beroepsprocedure ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen tot het betalen van proceskosten voor het beroep. De kosten van bezwaar zijn al door het UWV aan eiseres vergoed. Verder zal het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moeten vergoeden.
8.1
De vergoeding voor proceskosten is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt) en een schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek ingediend (0,5 punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 4 januari 2022 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 2 mei 2023 ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.187,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 11 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Het UWV stelt vast dat eiseres tussen 20 januari 2017 en 17 januari 2019 al 104 weken niet (volledig) heeft kunnen werken en dat zij binnen 5 jaar door dezelfde oorzaak weer ziek is geworden. Als eerste ziektedag wordt