In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had op 21 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze aanvankelijk per 21 september 2020. Na een bezwaarprocedure en een deskundigenrapport, waarin werd vastgesteld dat eiseres een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld had, heeft het UWV op 2 mei 2023 alsnog besloten om de WIA-uitkering toe te kennen, met terugwerkende kracht tot 21 september 2020. Eiseres had eerder al een beroep ingesteld tegen het besluit van 4 januari 2022, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het UWV dit besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht had vastgesteld op 68,22% en dat de deskundige voldoende had onderbouwd dat eiseres slechts enkele uren per dag kan werken. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 2 mei 2023 ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.