ECLI:NL:RBZWB:2024:1893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
RK 24-006207
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het horen van getuigen in een ontuchtzaak met een kwetsbaar persoon

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de bezwaarde, vertegenwoordigd door mr. W.N. Ramnun, bezwaar maakte tegen de weigering van de rechter-commissaris om een getuige te horen in een ontuchtzaak. De zaak betreft een zorgverlener die wordt verdacht van ontucht met een kwetsbare vrouw in een zorginstelling. De rechter-commissaris had eerder, op 27 februari 2024, het verzoek om de vrouw als getuige te horen afgewezen, met als argumenten dat de vrouw geen verklaring had afgelegd, dat de beelden van de seksuele handelingen irrelevant waren, en dat de vrouw kwetsbaar was door ernstige psychische problematiek.

De rechtbank heeft het bezwaar van de raadsman van de verdachte gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verdedigingsbelang van de verdachte in het geding was, omdat het horen van de vrouw mogelijk ontlastende informatie kon opleveren. De rechtbank merkte op dat de beelden geen bevestiging of weerlegging van de gestelde dwang door de vrouw konden geven, en dat er geen deskundige verklaring was dat het horen van de vrouw haar gezondheid in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw gehoord moet worden door een deskundige van de politie, gespecialiseerd in het horen van kwetsbare personen, onder voorwaarden die de veiligheid en gezondheid van de vrouw waarborgen.

De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en gelast dat de rechter-commissaris de onderzoekshandeling van het horen van de vrouw alsnog zal verrichten. Deze beslissing is genomen in de raadkamer, waarbij de rechters de belangen van de verdachte en de kwetsbaarheid van de getuige zorgvuldig hebben afgewogen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-187010-23
raadkamernummer : 24-006207
datum : 20 maart 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde] ,

geboren op [geboortedag 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] , mr. W.N. Ramnun, advocaat te Breda,
hierna te noemen: de bezwaarde.

Feiten

Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 2 februari 2024 de rechter-commissaris verzocht een onderzoekshandeling te verrichten, het horen van [getuige] , geboren op [geboortedag 2] 1997.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 27 februari 2024 het verzoek afgewezen.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 08 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. De rechtbank heeft op 20 maart 2024 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. W.N. Ramnun en de officier van justitie op zitting gehoord.
De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarde gewenste onderzoekshandeling, te weten het horen van [getuige] , te verrichten.

Beoordeling

Verdachte (24 jaar) wordt verdacht van ontucht met een vrouw (25 jaar) die aan zijn zorg als zorgverlener (zonder diploma) was toevertrouwd in een woongroep in een zorginstelling. De vrouw heeft geen aangifte gedaan, maar is door de teamleidster van de zorginstelling uitgebreid bevraagd over de gebeurtenissen met verdachte, nadat die teamleidster daarover geïnformeerd was door een andere bewoonster van de zorginstelling. Deze bewoonster had met haar telefoon beelden gemaakt van een deel van de seksuele handelingen tussen verdachte en de vrouw. Op grond van het gesprek en de beelden heeft de teamleidster aangifte gedaan. Verdachte bekent de seksuele handelingen.
De raadsman van verdachte heeft de rechter-commissaris verzocht de vrouw als getuige te horen, met name over dat zij hem gedwongen zou hebben tot de seksuele handelingen door met zelfmoord te dreigen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen, om een drietal redenen. De eerste reden is dat de vrouw niet zelf een verklaring heeft afgelegd, zodat er geen sprake is van een Keskin getuige. Vervolgens dat op de beelden te zien is dat verdachte door de vrouw gepijpt wordt, zodat het horen van de vrouw onmiskenbaar irrelevant of overbodig is, en, ten slotte, dat de vrouw kwetsbaar is als gevolg van ernstige psychische problematiek waarvoor zij in de zorginstelling verbleef. De raadsman heeft bezwaar ingesteld tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris.
Bij de beoordeling van het bezwaar van de raadsman neemt de rechtbank het verdedigingsbelang als criterium, omdat het om een eventueel ontlastend aspect van het feit gaat. Aan dat criterium is voldaan, omdat de omstandigheid dat de vrouw de verdachte gedwongen heeft tot seksuele handelingen van belang kan zijn bij de beantwoording van de vragen van artikel 350 Wetboek van Strafvordering, indien deze omstandigheid door het horen van de vrouw zou komen vaststaan.
De rechtbank merkt op dat de gemaakte beelden geen bevestiging of weerlegging van de gestelde dwang door de vrouw kunnen geven, omdat de beelden pas aanvangen tijdens seksuele handelingen van de vrouw, namelijk midden in het pijpen van de verdachte door de vrouw. Daarom volgt de rechtbank de rechter-commissaris niet in haar conclusie dat de beelden een horen van de vrouw onmiskenbaar irrelevant of overbodig maken, ten aanzien van het gestelde ontlastende aspect dat vooraf ging aan de seksuele handelingen. De rechtbank merkt daar nog bij op dat het beelden zijn zonder geluid.
Uit het dossier blijkt de rechtbank overduidelijk dat de vrouw kwetsbaar is als gevolg van ernstige psychische problematiek. Het dossier bevat echter geen informatie of de vrouw zichzelf in staat acht te verklaren: het is haar niet gevraagd. Het dossier bevat ook geen verklaring van een deskundige dat de kwetsbaarheid van de vrouw het onmogelijk maakt om haar te horen, omdat dit haar gezondheid in gevaar brengt. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat de teamleidster de vrouw uitgebreid bevraagd heeft over de seksuele handelingen met verdachte, en dat dit toen blijkbaar niet een gevaar opleverde voor de gezondheid van de vrouw, terwijl de rechtbank er van uitgaat dat de teamleidster in de zorginstelling voor psychisch kwetsbare personen waar de vrouw woonachtig was, toch over de kennis en ervaring beschikt om bij de vrouw een dergelijk gevaar te onderkennen. Thans zijn we ruim negen maanden na de seksuele handelingen tussen de vrouw en de verdachte, en het dossier bevat geen informatie over een eventuele verslechtering van de kwetsbaarheid van de vrouw, en wat dit dan betekent voor de gezondheid van de vrouw als zij gehoord zou worden.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in dat de vrouw niet gehoord kan worden door een deskundige van de politie, gespecialiseerd in het horen van kwetsbare personen als de vrouw, in een speciale verhoorstudio, waarbij de raadsman de vragen van tevoren heeft toegezonden aan de deskundige, en waarbij de raadsman niet in dezelfde ruimte als de vrouw en deskundige aanwezig is maar in een soort regie ruimte.
De rechtbank zal het bezwaar gegrond verklaren, onder voorwaarde dat de vrouw gehoord wordt door een deskundige van de politie, gespecialiseerd in het horen van kwetsbare personen als de vrouw, in een verhoorstudio, waarbij de raadsman van verdachte niet in dezelfde ruimte aanwezig is als de vrouw en de deskundige. De raadsman moet de vragen ruim van te voren toezenden. Hij mag aanwezig zijn via een video verbinding in een aparte ruimte in de verhoorstudio. Hij mag de deskundige aanvullende vragen laten stellen, indien de antwoorden van de vrouw daartoe reden geven. Alles onder toezicht van de rechter­ comm1ssans.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 27 februari 2024;
- bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandeling zal verrichten: het horen van [getuige] , geboren op [geboortedag 2] 1997
Deze beslissing is gegeven op 20 maart 2024 door de raadkamer, Mr. C.H.W.M. Sterk,
Mr. R.J.H. van der Linden en mr. D. Fontein, in tegenwoordigheid van J.P.E. Jacet,
voorzitter, rechters, griffier